Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Ik had haar lief Ik had haar lief en wist nog niet waarom, Ik wist alleen zij had twee boezemrozen, Die droeg zij lichaamloos en zonder blozen Tusschen haar handen in een glazen kom. Ik had haar lief en was nog veel te dom, Ik zag de rozenwaters driftig drijven En dacht hoe kan zij koel en nuchter blijven, Want argeloos spoelt zij zichzelve om. Ik had haar lief en wilde niet ontwijden Haar prillen hoogmoed en ik heb gedacht: Men tilt niet onbeschroomd de wa terzijde. Doch eenmaal op een lauwen zomernacht Laat ik mijn handen in haar handen glijden Over den nevel van het nageslacht. Vorige Volgende