Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Mislukte opdracht Ik sloeg mijn verzen tot een diadeem, Maar kon het Grieksche vrouwenhoofd niet vinden, Om het met edelsteenen pracht te binden En tòch ik plant het op geen hoofd van leem. Haar bleeke lichaam lijkt een Grieksche zuil, Die vloeiend uitmondt in het lichtgetorste En vruchtbaar kapiteel der beide borsten: En daarin gaan twee kleine rozen schuil. En van haar mond het vochtige verlangen, Vleezige vrucht, in bleekheid opgevangen, Waarover ik - een tuinman op terras - Ten halve buig en ademloos blijf hangen... Maar waarom is dit in een lied te vangen En waarom is een lied een droom van glas? Vorige Volgende