zond het dier met een briefje naar de koningin en de vogel vloog door een venstertje het paleis binnen en liet het briefje voor de voeten van de koningin vallen. Er stond in: ‘Van de hand van de dienaar van God, Salomon, zoon van David, aan Belkis, koningin van Saba. In de naam van de barmhartige en goedertieren God! Gegroet wie wandelt op de weg van de waarheid. Wees niet hoogmoedig, o koningin, en denk niet dat gij groter zijt dan ik. Kom en overtuig u van mijn woord’.
De koningin van Saba kwam echter niet onmiddellijk, maar zij zond vijfhonderd jongelieden naar Salomon met allergeheimzinnigste geschenken in kisten. Als hij werkelijk een profeet is dan raadt hij wat er in de kisten is, dacht zij. Natuurlijk raadde Salomon alles, maar wij moeten het verhaal hier sterk bekorten. We kunnen volstaan met te zeggen, dat de schone Belkis zich gewonnen gaf, toen zij vernam van Salomons wijsheid en dat zij terstond naar hem toereisde. Dat de koningin van Saba schoon was, behoeft intussen wel geen vermelding. Maar wat wel vermelding verdient is, dat zij een verborgen schoonheidsfout had. Haar benen waren namelijk verschrikkelijk behaard, bijna zo als de poten van een bok. Dit had zij echter steeds zorgvuldig voor ieder weten te verbergen.
Toen Salomon nu vernam dat de koningin naar hem onderweg was, verzamelde hij zijn dzjins. Dzjins zijn, in de Arabische sprookjeswereld, geesten die allerlei wonderbaarlijks kunnen volbrengen. Salomon had legioenen van zulke geesten onder zijn beheer en hij gaf hun terstond de opdracht iets zo wonderbaarlijks tot stand te brengen, dat het koningin Belkis met stomheid zou slaan.
Nu waren deze dzjins echter zeer bevreesd voor één ding: zij zagen aankomen hoe Salomon op de schone Belkis verliefd zou worden en wilden dit tot iedere prijs voorkomen. Want het gevolg zou immers zijn, dat Salomons heerschappij over hen zou overgaan op hun beider toekomstige zoon en zij verkozen de vrijheid. Dus bedach-