En Isaias had een bedroefd hart toen hij neerschreef: ‘Als een zwaluw zo klaagde ik; smachtend keken mijn ogen hemelwaarts: O Heer, het is mij zo bang om het hart! Erbarm U over mijl’
Hoe wonderlijk wordt het een mens te moede als hij bij het aanschouwen van deze diertjes bedenkt, dat zij over enkele maanden misschien nestelen aan een Hollands boerenplein en er de hemel rond de dorpskerk met hetzelfde gezang vullen. Daaraan dacht ook de profeet Jeremias, toen hij schreef: ‘Zelfs de zwaluw daar hoog aan de hemel kent zijn gezette tijd (dat wil zeggen de tijd van de trek). Maar mijn volk weet niets van de orde, die door de Heer is ingesteld’.
Er is nog een vogel, die men in Egyptische parkjes in groten getale aantreft. Het is het bedrijvige kwikstaartje, dat de gehele dag over de paadjes rent en daarbij zijn staart op en neer laat wippen. Vele van onze zomervogels schuifelen hier als overwinteraars aan onze voet. De kievit, de leeuwerik, de tjiftjaf, de kraai en zovele andere. Maar zij zijn hier lang zo schuw niet als bij ons. Leeuweriken kan men hier bijna met de hand pakken en ze vliegen eerst op als men ze met de voet dreigt te verpletteren. Een groot deel van de Egyptische vogels nestelt in de menselijke binnenkamer doodrustig onder het bereik van de hand der bewoners. Hetgeen eigenlijk bevreemdend is, want een Oosterling is geen dierenvriend. De liefde tot vogels kent hij zeer zeker niet. Het volkomen gebrek aan mensenschuwheid bij de diertjes is dan ook werkelijk een raadsel.
Maar lezer, daar juist tussen het palmgroen door kunt ge zien hoe de gebedsroeper de minaret bestegen heeft. Hij staat hoog en kleintjes op de trans van de minaret, hij brengt zijn hand aan zijn getulband hoofd. En daar galmt de oproep voor het middaggebed reeds over ons park: ‘Allahu akbar...... la illaha il Allah...... God is de Allerhoogste. Er is geen God buiten God. Komt tot het gebed! God is de Allerhoogste!’ En nu is het ook voor ons tijd om op te staan. Want het middagmaal wacht.