een boek te schrijven. Hij kon echter aan dit voornemen aanvankelijk geen gevolg geven, want onder zijn schaarse zwerversbagage bevond zich geen bijbel en nergens in de Arabische dorpen kon hij een bruikbare tekst vinden. Dus bleef hij verder trekken, verzamelde indrukken, maakte aantekeningen, keek zijn ogen uit, onderging, beleefde en dóórleefde.
Toen, plotseling, keerde de kans. Duizend kilometer diep was hij Egypte binnengedrongen, had al lange tijd geen landgenoot meer ontmoet, toen hij in het dorpje Tema aan de Nijl onverwacht met een ander weer zijn eigen taal kon spreken.
De Nederlandse zendelinge Heleen Voorhoeve, dochter van een bekend protestants uitgever, heeft in Tema een zendingspost en leidt een school voor meisjes. Blij met het onverwachte Nederlandse contact nam zij de dichter en zijn vrouw gastvrij in haar woning op. En één van de eerste dingen, die hij in haar huis ontdekte, was een hele plank met bijbels in allerlei talen......
De rest spreekt voor zichzelf: Aafjes schreef en schreef. In het kleine Nijlstadje, waar kamelen en ezels de enige voertuigen waren, waar alles gebouwd was met het primitief gedroogde slib van de Nijl, en waar het gehele leven een voor Westerlingen onbegrijpelijke rust en helderheid ademde, werkte hij zijn gegevens in eerste instantie uit. Dat zijn gastvrouw hem daarbij een welkome, dankbaar aanvaarde hulp verleende, ligt voor de hand. Ver van Europa, in het hart der Oosterse wereld, levend het Oosterse leven, herleefde en herschiep hij de werkelijkheid, die al duizenden jaren in de Heilige Schrift voor allen is vastgelegd.
Het resultaat van zijn verblijf gedurende bijna drie jaar in het Nabije Oosten ligt thans voor u, levend als het woord van een waarachtig dichter. Een geleerde zou het anders hebben gedaan. Beter? Neen, ànders. Hij zou een nieuw boek hebben geschreven, een boek naast de vele die