| |
Tiende Zamenspraak.
Uit het geen gij mij verhaald hebt, van de roofzucht der Franschen, vermoedde ik dat zij nog wel meer middelen zullen uitgevonden hebben om de Hollanders arm te maken.
Uw vermoeden is maar al te gegrond, Karel! Met de twee Kunstgrepen, die ik u in de vorige Zamenspraak verhaald hebbe, hadden zij de Handeldrijvende Ingezetenen bestolen, maar nu moesten nog andere Volksstanden hunne roofzucht ondervinden.
Welke menschen viel dat lot te beurt, Vader?
Capitalisten, Renteniers, oude arme Mannen en Vrouwen, en behoefige ouderloze Weezen, in de Arm- en Weeshuizen geälimenteerd en opgevoed wordende.
Hoe konden zij Armen en Weezen beroven? Die bezitten toch niets van belang?
Evenwel deden zij dat, zoo als ik U zoo aanstonds zal aantoonen.
| |
| |
Hoe lag de Dwingeland dat aan?
Door al dat Geld afperssen, dat sedert 1795 geschied was, om maar aan hunne eisschen, en het geldverspillen van hunne aanbidders te kunnen voldoen, was de schuld van het Land zoo hoog geklommen, dat 'er jaarlijks wel tusschen de 30 en 40 Millioenen nodig was, om de Renten der Schuldbrieven aan derzelver Eigenaars te betalen.
Zoo veel Geld, Vader? Dan hadden die Eigenaars vrij wat inkomsten?
Dat hadden zij ook, maar de Tijran vondt wel een middel om hun die te ontroven, door vast te stellen, dat zij voortaan niet meer dan een derde van het geen hun toekwam zouden kunnen ontfangen. Een middel, waardoor hij jaarlijksch wel 25 millioenen Guldens aan de Eigenaars ontstal.
Dat was een afschuwelijk schelmstuk! Op die wijze kregen zij hunne inkomsten niet, en moesten verarmen.
En de Armen en de Weezen, moesten van honger en gebrek vergaan, wijl de Armbezorgers hun al mede van die Renten gedeeltelijk voeden en kleden moesten.
Nu begrijp ik uw gezegde van zoo even, dat hij ook Armen en Weezen beroofde. Dat was wreed en onmenschlijk. Wat roofde hij nog meer, Vader?
Jaa, mijn lieve Karel! als ik U dat alles wilde verhalen, waar zou ik het einde vinden? Er waren bijna geen Fondsen en Gebouwen, tot nuttige einden door de Voorvaders bijéén gebragt, en gesticht, die door dien roofgierigen Wolf niet geheel of gedeeltelijk in zijn nest gesleept, of geruineerd zijn geworden.
| |
| |
Noemt 'er mij eenigen op, als het U geliefd?
Slegts eenigen? Nu, luister dan naar het volgende:
A. | De Fondsen, waaruit de Leeraaren van de Hervormde Gemeenten betaald werden. |
B. | De Goederen van de Prins van Oranje. |
C. | Die van de Capittulen te Utrecht. |
D. | Die van de Duitsche Ridderorder te Utrecht. |
E. | Die van de Oost- en West-Indische Compagnie. |
F. | Die van het Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam. |
G. | Een aantal Kerken en Godshuizen, die hij tot Magazijnen, Cazernen voor Soldaten, en andere gebruiken zich toeëigende, waar door de Bewoners van de laatstgenoemden, van Huisvesting beroofd, aan den honger ten prooi gegeven werden. |
H. | De Inkomsten der Steden en Dorpen, gevende hij slechts een klein gedeelte derzelver, aan de Regenten, het grootste gedeelte zich toeëigenende, enz. |
Het is genoeg Vader! Ik beef van al die gruwelijke dieverijen. Niets was voor dezelve beveiligd. Dat zie ik klaar.
Daar drukt gij U wel uit Karel! Voeg hier nu bij, nog een nieuw uitgedacht middel, om van alle Amptenaaren, zekere Sommen Contant geld aftevorderen, in plaatse van Borgtogten, voor de eerlijke waarneeming van hunne Ampten of Bedieningen, dat ook zeer veel Millioenen geld voor hem aanbragt.
| |
| |
Ik begrijp U niet. Hoe practizeerde hij dat?
In vroeger tijd moesten de Amptenaars, twee van hunne Vrienden tot Borgen stellen, die zich verbonden, om, wanneer de Amptenaar in gebreke bleef, het bij hem ontfangen geld, aan het Land te betalen, zij als dan het te kort komende zouden voldoen.
Die Borgen gaven dan geen geld, maar alleen een schriftelijke belofte van haar hand?
Regt zoo, Karel! Maar wat deedt de Tijran? Nu moesten alle Amptenaars, zekere bij hem bepaalde Sommen van Honderden, en Duizenden Guldens, aan hem opbrengen, onder toezegging, dat hij hun daar voor Interest zoude betalen, en wanneer zij voor het Ampt bedankten, of kwamen te sterven, dat zij het geld weêr te rug zouden krijgen.
Kon dat zoo veel Millioenen gelds opbrengen?
Wel zeker, want het getal van Amptenaaren, bijzonder bij de Franschen, bedroeg al een groot getal, en velen moesten op die manier, 10, 20, 30, 40, 50, 60, jaa 100 duizend, en meer Guldens, opbrengen.
Hebben zij nu dat geld terug ontfangen, toen de Franschen uit het Land gevlucht zijn?
Daar zij alle Kassen ledig gestolen hebben, eer zij heen gingen, kunt gij wel begrijpen, dat zij dat te rug geven, wel nagelaten hebben.
Dan zijn die Menschen nu hun geld kwijt?
Dat zal de tijd moeten leeren. Het is te hoopen dat onzen geëerbiedigden Souverein, zal zorgen, dat ook dat Geld door de Franschen zal terug gegeven worden.
| |
| |
Welke knevelarijen, om aan geld te komen, hebben de Franschen al meer uitgevoerd?
Ik kan U die allen niet verhalen, Karel! want 'er zou geen einde aan komen. Nog één stukje zal ik bij de vorigen voegen, en dan met het verhaal van dat soort van Tijrannijen besluiten.
Dat de Tijran zich tot de eenige Koopman in Tabak en Snuif, in het geheele Land maakte.
Een Keizer, de eenige Koopman in Tabak? Wel nu word het voor mij nog onbegrijpelijker.
Het is toch niet anders, Karel!
Kocht hij dan eerst al de Tabakskopers in het Land uit, tot vergoeding van hunne schade?
Neen! Hij deedt hun de Winkels sluiten, zonder zich over hun lot te bekommeren, en stelde eenige weinige Lieden aan, om voor hem de Tabak te verkopen, mits, dat die daar voor ook een Som gelds aan hem betalen moesten.
Gaf hij de Tabak dan goedkoper of beter in soort, dan zij?
Goedkoper, of beter? Juist het tegendeel. De Tabak was slegter en verschrikkelijk duur. Zondat, kon hij ook zijn oogmerk, om veel geld bij een te schrapen, niet bereiken.
Die oude Tabakskopers waren 'er intusschen wel slegt aan toe, zoo van hun bestaan en kostwinning beroofd te worden.
Zij waren de eenigen niet Karel, die dat overkwam. De Bierbrouwers, de Jeneverstookers, de Wijnkopers, de Herbergiers, en Logementhouders, ook de Boekdrukkers en Boekverkopers liet hij door het afknevelen van onverdraaglijke, lasten, zoo zeer kwellen en beroven, dat, hoe meer zij
| |
| |
verkochten, hoe armer zij werden, waarom velen hunne kostwinningen varen lieten.
Wie voerden al die snoode bevelen van dien Roofvogel, om de menschen zoo te plagen, toch al uit?
Daar vondt hij alomme zeer velen, van onderscheidenen stand en landaart, zeer gewillig en bereid toe, daar zij aan de ongelukkige Burgers, niet alleen het geëischte door den Tijran, afvorderden; maar daarenboven, nog veel meer afknevelden ten hunnen profijte, soms vergezeld met de gruwelijkste mishandelingen.
Deden dat ook Hollanders aan Hollanders?
Sommigen waren in dat opzicht nog veel erger dan de Franschen, mijn Zoon! 'Er waren 'er onder, die van sommige Franschen nog geschikte lieden maakten.
Dat was schandelijk gedrag, zoo te handelen tegen zijn eigen Landgenooten!
Het was een bewijs, dat menschen, die even als de Franschen, met God en Godsdienst spotten, tot alle boosheid en godloosheid, en tot het bedrijven van allerhande ondeugd in staat zijn. Vlied, daarom van uwe jeugd af aan, allen die geenen, die dat snoode Volk in hunne gebruiken en bedorvene grondbeginselen navolgen.
Gij noemde, zoo even, ook Boekdrukkers en Boekverkoopers, onder de genen die zoo mishandeld werden, mogten die dan geen Boeken drukken of verkopen?
Dat wierdt, al mede door de slaafsche Afhangelingen van den Tijran, zoo moeilijk en bezwaarlijk gemaakt, dat de eersten bijna niets konden drukken, en de laatsten niet verkopen.
| |
| |
Om twee redenen: De eerste, was, om te beletten, dat niemand onderrigt zou kunnen worden, hoe gelukkig het Land onder het Bestuur van de Prinsen van Oranje geweest, en hoe ongelukkig hetzelve onder de Fransche Tijrannij geworden was.
Hoe belette hij dat Vader?
Door verschillende middelen. Onder anderen, door Lieden, zoo hier als in Parijs, aan te stellen, die alle Boeken en Geschriften, eer zij gedrukt werden, moesten lezen en beoordeelen.
Waren dat dan zulke verstandige en brave Mannen, die van alles verstand hadden, om die Boeken en Geschriften goed of aftekeuren?
Als zij verstand gehad, en braaf gehandeld hadden, zouden zij het wel nagelaten hebben: maar nu deden zij dat, om den Tijran in de hand te werken, en om hunne Medeburgers het brood te ontnemen.
Waren zij veel in getal, die zoo handelden?
Opentlijk niet veel, maar meer die zich agter de schermen hielden, en voor Aanbrengers en Verklikkers speelden. In Amsterdam was 'er maar één, die in dat beoordeelen van Boeken, de hoofdrol speelde, en aan vele Boekverkopers groote nadeelen toebragt.
Hoe heeft hij dan gehandeld?
Zóó braaf en eerlijk, Karel! dat hij naa de Vlucht van de Franschen, in hechtenis genomen is, en heden, dat wij zamen spreken, nog in hechtenis zit.
Het is dus te hoopen dat hij loon naar werk zal krijgen. – Maar wat was de Tweede rede, om de Boekverkoopers zoo te knevelen?
| |
| |
Om al wederom duizenden van Guldens van de Ingezetenen te rooven, door van alle de bladen der Boeken die gedrukt werden, een halve Stuiver Impost aftevorderen, en zelfs soms voor zulke Boeken, waarvan de Fransche Bloedzuigers het niet vorderen mogten.
Dat laatste was nog afschuwelijker dan het eerste. Mij dunkt die belasting moet veel Geld aan den roofzuchtigen Keizer opgebragt hebben?
Ik weet één geval, waarbij de Franschen, van één Man, Tien duizend Guldens afgeperst hebben, die hij volgens de Wet niet schuldig was. – En als men eens nagaat, hoe veel millioenen vellen papier, in alle Landen, die onder de Fransche Tijrannij te zuchten zaten, dagelijksch gedrukt werden, dan moet het een goudmijn voor dien Tijran geweest zijn.
Welk een gruwelijk gedrag, om zich op allerlei wijzen van de bezittingen der Burgeren meester te maken!
Het bleef bij geld en goed afteknevelen, en de vrijheid van denken en spreken te beletten, niet berusten, Karel! In ons volgend gesprek zal ik u doen hooren, hoe dien eerlozen booswicht ook dorstte naar het bloed van een Volk, dat hij en zijne Franschen, of zelfs, of door hunne verachtelijke Slaven en Aanhangers, verscheidene jaren agtereen, onder allerhande voorwendselen, van deszelfs vermogen beroofd hadden.
|
|