| |
| |
| |
Zevende Zamenspraak.
Uit de tot hier toe verhaalde staalen van de Roverijen der Franschen, besluit ik dat zij met hunne knevelarijen en afzetterijen wel zullen hebben blijven voortgaan, mag ik u daarom nu verzoeken Vader! mij daar van te onderrigten?
Daar het uitschudden van Menschen, en het bederven van Landen bij de Franschen eene dagelijksche gewoonte was, die zij langs hoe schaamtelozer volgden, zoo kunt gij wel nagaan, Karel! dat ik U, al wat ik daarvan weet, niet kan mededeelen: dit zou onze gesprekken te veelvuldig maaken, en u te lang onkundig laten, van de Tijrannij, die zij bedreven hebben, naa dat zij ons geheele Land overweldigd hadden. Evenwel, eer ik daartoe overgaa, zal ik u nog een en ander spreekend bewijs van hun snood gedrag en roofzucht mededeelen, in ons tegenwoordig gesprek.
Waar in bestaat dat, Vader?
Toen de Franschen in ons Land kwamen, hadden wij van onze Armee, niet veel meer dan 6000 Man overgehouden, en daar dezen bij de komst der Franschen geen Soldaten mogten blijven, hadden de Representanten geen Troupen.
Waarom mogten die menschen geen Soldaten blijven, en wie stelden hen buiten dienst?
Omdat zij onder de Prins van Oranje, volgens hunnen eed en plicht, gestreden hadden, om de Franschen uit het Land te houden, daarom werden zij door de Burgers, en anderen, de ge-
| |
| |
weeren afgenomen, en even als schelmen weggejaagd.
Hadden dan de Burgers en anderen daar recht toe? Dat was toch een slegte welkom t'huis.
Jaa, Karel, daar moet gij niet naar vragen. Die dat deden, hadden 'er zeker geen regt toe. Maar zij deden dat nog wel aan andere brave Lieden dan Soldaten, want dat was ook al de mode. Doch laaten wij dat maar passeeren, en ons met de slegte handelwijzen der Franschen bezig houden.
De Representanten, geraakten echter met dat wegjagen van de Soldaten, geheel en al zonder Troupen.
Nu, dat was juist een schoone gelegenheid voor de Franschen, om jaarlijksch wederom eenige Millioenen Guldens van de ligtgelovige en bedrogene Hollanders afteknevelen.
Hoe zoo, Vader? Gaf dit onbehoorlijk bedrijf gelegenheid aan de Franschen, om ons Land op nieuw te besteelen. Die Burgers hadden dan dat wegjagen van de Troupen wel mogen laten.
Die gelegenheid vonden de Franschen, door aan de Representanten, als een bewijs van vriendschap, het aanbod te doen, om hun 25000 Franschen bij te zetten, mits dat zij die betalen moesten.
Dat aanbod was onnodig dunkt mij, daar ons Land zoo vol Carmagnolen gepropt was, die bij de Burgers geinkwartierd waren, en waar voor de Ingezetenen zoo veel Kleederen, enz. hadden moeten leveren. En bovendien 'er waren toch veel gewapende Burgers.
Zoo dachten ook velen, Karel! Maar de Representanten dachten 'er anders over, want
| |
| |
zij namen dat aanbod met dankzegging aan, en dus kregen zij in eens een Landmacht van 25000 Man, met aanneeming, dat zij aan dat Volk de soldij zouden betalen.
Dat was toch een uitgave, die om het geen ik zoo even zeide, wel bespaard had kunnen worden. Hoeveel moest 'er aan de Franschen voor die vriendschap jaarlijksch wel betaald werden, Vader?
Niet minder dan Vijfentwintig Millioenen Guldens.
Was dat niet buitengewoon duur?
Dat denk ik, Karel! In vroeger jaren, vóór dat de Franschen kwamen, kostten de Landmacht en de Zeemacht te zamen geen Zestien millioenen.
Van waar kwam het, dat die 25000 Man zoo veel geld kosten moesten? Trokken die soldaten dan zulk een buitengewoone hooge soldij?
De soldij van de Soldaten was ordinair, maar het groot aantal van hooger en minder Officieren, en de enorme hooge Tractementen die voor hun op de berekening uitgetrokken waren, maakten die vriendschap zoo duur.
Die Officieren konden dan regt vrolijk en plaisierig leven. Hoog Tractement, vrij Logement, bij de Burgers daar zij geinkwartiert werden: en dan de Assignaten. Dat won aan allen kanten voor hun.
Zoo denkt gij, Karel, maar dat was het geval niet. De berekening was wel hoog, maar of de Officieren het geld daar na ontfangen hebben, dat is zoo zeker niet, maar wel, dat de Franschen 'er jaarlijksch wel 16 Millioenen bij bevoordeeld
| |
| |
werden, gesteld zijnde, dat de Troupen altoos in en voor Holland, dienst deden.
Wierden zij dan wel tot andere einden gebruikt?
Men kan veilig stellen, dat 'er geduurende de jaaren dat de Representanten dit Volk betalen moesten, geen vierde gedeelte ten behoeve van het Land dienst gedaan heeft. Zij gebruikten dat Volk in andere Landen, zoo dikwijls als zij dat, ter bereiking van hunne booze oogmerken oordeelden nodig te hebben. Maar de Representanten moesten toch zorgen dat jaarlijksch de 25 Millioenen betaald werden.
Dat is nog een subtiler manier van ons Land uitteplunderen, als de eisch van 100 Millioenen voor de Alliantie.
Jaa, Karel! En als men de Jaaren bereekend, dat de Fransche Representanten dit bedrog gepleegd hebben, dan zullen zij daar door ook wel 100 Millioenen op een diefachtige wijze na hun gestreken hebben.
Nu kan ik zeer klaar bevatten, het geen gij daar straks gezegd hebt, Vader!
Dat het Rooven en Steelen bij dat Fransche Volk zoo onbeschaamd gepleegd werdt, dat zij het als een hun toekomend recht uitoeffenden.
Dat is ook zoo. Want als de Representanten van eenig Land waar zij zich als Verlossers hadden doen inhalen, zich eenigsints onvergenoegd hadden durven toonen, over dat afknevelen, dan wisten zij wel raad, om dat te beletten.
Wat deden zij in dat geval, Vader?
Door hunne openbare en geheime Agenten, kwaad zaad onder de Burgers te strooijen, en velen
| |
| |
optehitsen tegen de Representanten die gematigd dachten, waar door dezen uit het bewind gezet, en vervangen werden door zulken, die hun van de hand vlogen, en hunne snoode eisschen inwilligden.
Wat slag van Volk gebruikten zij als Agenten, Vader?
Eerloze fielten, zonder eenige eer of deugd te bezitten. Die voor een hand met Geld den Duivel dienen, en het Land totaal bederven zouden, als zij 'er maar voordeel bij hebben konden, om het even of het Hollanders of Franschen waren. Het jaar 1798 heeft daar een droevig voorbeeld van opgeleverd, doch ik kan u dat alles niet verhalen, want het was een zamenknooping van ongeregtigheden.
Zegt mij daar iets van, als het u geliefd?
De Fransche Representanten hadden in den Haag een Ambassadeur gezonden, die het hoofd van het complot was, dat overal gebruikt werdt, om te bewerken dat de gematigde Representanten, door een Revolutie uit het bewind raakten, en anderen die violenter waren, benoemd werden. Zoo dra dat gelukt was, lieten zij door die nieuwbenoemden, eene andere Constitutie, naar hunnen zin maken, en daar die dan spoedig in order was, zoo hadden zij hun doel bereikt, om alles gedaan te krijgen wat zij begeerden.
Hoe ging dat dan toe, Vader?
Daar zij verzekerd waren dat de meederheid der Representanten vóór hen was, ging al wat zij door hunnen Ambassadeur voorstellen lieten, gaaf door, en werd ook ten uitvoer gebragt, door Drie Voorwerpen en hunnen Aanhang, die de boezemvrienden van dien Afgezant waren.
| |
| |
Die Drie moeten derhalven zoo slegt en ondeugend geweest zijn, als de Franschen?
Gelijken zoekt en vindt gelijken, Karel! Dit is een oud spreekwoord, en dat wierdt toen bewaarheid. Want dat Drietal, steeds ijverende om de gunst der Franschen te winnen, persten de Burgers schatten op schatten af. Zij roofden in weinig weeken eene bijzondere kas, van bij de vier tonnen Gouds ledig, en gaven, naa een gedeelte voor zich gestolen te hebben, het grootste gedeelte van den buit aan den Afgezant en zijne Agenten, zoo hier als in Parijs.
Wie heeft ooit van zulken roofzucht gehoord! Dat Drietal zal 'er ook wel van gevaren hebben?
Zij werden duizelig van weelde, en achten het zoo zuur opgebragt wordend Geld voor het Land, als niets, om met hunnen Patroon maar vrolijk te leven. Ik zou een boek vullen kunnen, als ik u al die geldverspillingen van dat Fransch- en Franschgezind Complot verhalen wilde, doch het is voor u nog niet nuttig om dat alles te weeten.
Verhaal mij slechts één stukje van dien boozen handel, Vader?
Nu, luister dan toe, naar het volgende. – Die Gezant van de Fransche Representanten, hadt een' Vrouw, zoo als hij voorgaf, (schoon het vermoedelijk een Hoer was,) die hij voor eenigen tijd uit Parijs naar den Haag komen liet. Naauwelijks hadt het Drietal dat vernomen, of het besloot, op aanzoek van den Gezant, en ook om dat zij het zoo wel wilden, om dat Vrouwspersoon, dat zij niet kenden, op kosten van het Land, als eene Prinçes te onthalen.
Dat kon echter, zoo mij dunkt, zoo veel
| |
| |
kosten niet veroorzaken: zij kon toch in het huis van haren Man, of zogenaamden Man, logeeren, of in een Logement?
Gij denkt fout, Karel! Die Fransche Madam, moest, om toch gemakkelijk te reizen, en omdat het rijden haar te veel fatigeeren zou, met een kostbaar groot Jacht, van Brussel gehaald worden. Het werdt voorzien van Bedienden, Koks, Muzijkanten, allerhande fijne Wijnen, en lekkere Spijzen.
Daar men het zoo aanlegde, verwonderd het mij niet, dat 'er veel Geld om die Madam verspildt werdt.
Dat was nog het minst. Dat Wijf moest ook pragtig gehuisvest worden, zoo lang zij in den Haag was. Tot dat einde werden 'er door het Drietal, bij provisie Tien duizend Guldens bepaald, om de kamers die zij betrekken zoude, te meubeleeren. En wat 'er, gedurende haar verblijf van 's Lands Geld nog meerder gestolen en verspild is, aan Muzikanten, Comedianten, Operisten, kostbare Vermaken, en alles wat overdaad en weelde heet, behoort tot die geheimen, die, zoo ik hoop, nog eenmaal aan den dag komen zullen.
Dat Fransche Volk en dat Drietal met hunnen Aanhang, hebben dan eerloos huis gehouden, om het Land arm, en zich zelven schatrijk te maken.
Dat hebben zij zeker, Karel! Maar zij hebben van al dat geroofde, en van hun groot gezag, niet lang genot gehadt. God heeft aan hun doen ondervinden, dat het geen met onrecht wordt verkregen, zich arendsvleugelen maakt, en dat zulke dieven en roovers aan een droevig einde komen,
| |
| |
want het is nooit van langen duur. In ons volgend gesprek zal ik u dit bewijzen.
|
|