| |
Vijfde Zamenspraak.
Zal Vader mij nu nog meerder en erger Voorbeelden van de roofzucht der Franschen verhalen?
Dat heb ik u beloofd, Karel! en wil het nu ook gaarne volbrengen. Tot dat einde zal ik u doen hooren, op welk eene subtiele en listige wijze, zij in weinige maanden, voor nog veel meerder millioenen Guldens, allerhande Koopmanschappen, in de magazijnen en winkels der Ingezetenen voorhanden, zich meester maakten, zonder dat het aan hen iets kostte.
Gingen zij dan bij de Winkeliers en Kooplieden in huis, om die Goederen op eene diefachtige wijze wegtenemen?
Neen, Karel! dat had te veel naar open-
| |
| |
baar steelen geleken, en vele Winkeliers, hoe groote Vrienden zij van de Franschen ook waren, zouden hun dat wel belet hebben. Zij vonden 'er dus wel wat anders op uit.
Om alles wat zij begeerden, quasi te betalen met Assignaten, aan welken zij een bijna gelijke waarde gaven, als aan het gemuntte Fransche geld.
Wat moet ik door het woord Assignaten verstaan? Wat was dat voor soort van geld?
Het was geen geld, Karel! Het waren stukjes papier, die zij de Winkeliers voor geld opdrongen.
Hoe zagen 'er die Assignaten toch wel uit, Vader?
Om dat ik dacht, dat gij mij dit wel vragen zoude, heb ik 'er één in mijn zak gestoken. Zie daar is hij.
Hoe veel was dit stukje papier waardig?
De prijs die 'er de Franschen op gezet hadden, was Duizend Livres Fransch, of Vierhonderd en Vijftig Guldens Hollandsch. Want zij rekenden de Livre op negen stuivers Hollandsch.
Hadden alle Assignaten zulk eene grote waarde.
Neen, Karel! Zij maakten Assignaten van verschillende waarde. Van een halve Livre of vier en een halve Stuiver Hollandsch, tot vijf duizend Livres, of Tweeëntwintig honderd vijftig Guldens toe.
Hadden zij dan zoo veel voorraad van dat Papieren geld? En hoe kwamen zij 'er aan.
De Koningsmoordenaars te Parijs, lieten ze drukken, en zonden die bij geheele pakken of
| |
| |
baalen naar alle Landen, waar zij, door de Carmagnolen, hunne Vrijheid aan de Intezetenen opdrongen.
Met geheele pakken of baalen, zegt vader, wel dan moet het getal en de waarde van zoo veele Assignaten verschrikkelijk groot geweest zijn?
Om U daar een denkbeeld van te geeven karel, zal het genoeg zijn, U te zeggen, dat toen de Franschen op het punt stonden, om in ons Land te komen, zij zelfs zich beroemden, reeds voor een som van veertien duizend millioenen livres, aan dat papier gemaakt, en uitgegeven te hebben.
En die som zal naa hun komst in ons Land nog vrij wat vermeerderd zijn geworden, denk ik?
Dat is zeker te vermoeden. Met Papier en een Drukpers, verkregen zij zoo veel van die Munt, als zij maar begeerden, en om voor die Munt zich alles aan te schaffen, wisten zij een middel.
Waar in bestondt dat middel?
In het dwingen bij de Hollandsche Representanten, en Stedelijke Regeeringen, om de winkeldoende Ingezetenen, op zwaare straffen, te bevelen, dat zij hunne goederen, tegen overgifte van Assignaten, aan de Franschen moesten afleveren.
Welk een schrikkelijke dwinglandij om zich van alles meesters te maaken! Maar wat deden de Winkeliers met dat papier, konden zij met die Assignaten hunne Kooplieden betalen, en hunne Winkels weêr voorzien?
De Kooplieden wilden dat papier niet heb-
| |
| |
ben Karel! Zij bedongen daarom bij de verkoop Contant Geld, klinkende Munt, voor hunne Waaren.
Daar hadden zij ook gelijk in. – Maar aan wie raakten de Winkeliers, die de Assignaten ontfangen moesten, die papiertjes kwijt, om zich weêr van andere Waaren te kunnen voorzien?
Aan de Representanten. En dat was ook billijk, want die hadden, op straffe geboden, dat zij die ontfangen moesten.
Gaven die dan Contant geld voor de Fransche Assignaten?
Hoe zouden zij dat hebben kunnen doen? Zij zeiden: dat zij geen geld hadden, en daarom moesten alle Ingezetenen al hun Goud en Zilver, en nog braaf wat Geld ten offer brengen, het welk meer dan 70 millioenen bedroeg.
Betaalden zij dan daar de Winkeliers mede?
Neen Karel! Zij betaalden de Fransche Assignaten met Hollandsche Assignaten, met belofte, om die in het vervolg tot de volle waarde te zullen ontfangen, in betaling van de Imposten en Lands lasten.
Gaven onze Representanten, dan naderhand die Fransche Assignaten, aan de Franschen terug?
Wel neen Karel! De Franschen waren verblijd dat zij ze kwijt raakten, en maakten op den duur nieuwen.
Op die manier kwam 'er wel papier, maar geen geld in 's Lands Kas. Liep dat eindelijk niet vast, en bragt dat de Representanten niet in eene groote verlegenheid?
| |
| |
Gij hebt dat wel gevat. Het een en ander gebeurde. Maar om zich te redden, en goede Vrienden met de Franschen te blijven, vonden de Representanten een middel uit, om uit die verlegendheid te geraken.
En waarin bestondt dat middel?
Om Jaarlijksch 40 of 50 millioenen Guldens, door gedwongene Geldheffingen, van de Burgers aftevorderen.
De Burgers moesten dan per slot de schade van de Fransche Assignaten betalen, merk ik?
Regt zoo Karel! De Representanten konden het niet doen van hun zeven Guldens daggeld. En de Franschen wilden het niet doen.
Maar daar bedenk ik iets… Mag ik het U opgeven Vader?
Wel wat bedenkt gij? Laat eens hooren.
Mij dunkt, toen de Representanten door de Franschen gedwongen werden om de Assignaten te moeten ontfangen, moesten zij ten minsten daar eenige bepalingen op gemaakt hebben, om dien last wat te verligten.
Gij hebt wel gedacht Karel! Maar wat hadden zij dan zoo al moeten bepalen, naar uwe gedachten?
Laat zien… Zij hadden moeten bepalen, voor welke behoefde de kleine Assignaten door de Soldaten mogten uitgegeven worden. Groote Assignaten van honderden of duizenden Livres, hadden immers de Soldaten niet nodig?
Ik zal U zoo aanstonds daar op van antwoord dienen. Wat moesten zij nog meer gedaan hebben, dunkt U?
Zij moesten geweigerd hebben om die Assignaten, tot den daar op gestelden prijs te doen
| |
| |
uitgeven: want hoe hooger die prijs was, hoe meer schade voor het Land, of liever voor de Burgers, die dezelve toch op het einde dragen moesten.
De Representanten beproefden die beiden bepalingen te maaken, maar dat konden zij bij de zogenaamde Vrienden en Verlossers maar niet gedaan krijgen.
Waarom niet? Hadden dezen daar wettige redenen toe?
Wettige redenen! Neen! Het was willekeur. Tijrannij. Een opzet, om het Land en de Burgers arm te maaken, en zich op een diefachtige wijze in weelde te kunnen baden, want daar toe moesten de groote Assignaten alleen dienen. Als zij nu die beide bepalingen zich hadden laten welgevallen, dan misten zij hun schelmagtig en roofziek doel. Zij wilden daarom van geene bepalingen hooren.
Nu, als ik Representant geweest was, ik zou hun zin niet gedaan, nog hunne bevelen opgevolgd hebben.
Nu moet ik zeggen, dat gij kort van memorie zijt, daar ik U, al meer dan eens, heb doen zien, dat de meeste Representanten niet opzien of kikken durfden, tegen alles wat de Franschen eischten. Evenwel, tegen de Assignaten ondernamen sommigen dat, maar het kwam hun duur te staan, namelijk, op het grootste ongenoegen van de Franschen, en, dat nog erger was, dat zij zich voor geheel de wereld bespottelijk moesten maaken.
Knorren te krijgen, en zich bespottelijk te maken, en dat voor Representanten! om dat zij de Burgers voor zulk een verlies eenigsints tragten
| |
| |
te bevrijden! Wel dat moet hun onverdragelijk gevallen hebben, en dat van Vrienden! Dat ging toch niet gemakkelijk in zijn werk, Vader?
Al veel gemakkelijker als gij denkt, Karel! Want schoon de Franschen maar weinig weken in het Land geweest hadden, zoo hadden zij reeds zoo de schrik en de vrees onder de Representanten weeten te brengen, dat dezen het eerste geduldig verdroegen, en zich aan het laatste blootstelden.
Welke Representanten kregen dan knorren? En wat moesten zij ter hunner bespotting volvoeren?
Dat lot trof de Hollandsche en Friessche Representanten. De Eersten hadden gepubliceert: dat de Winkeliers geene Assignaten boven de 10 Livres van de Soldaten behoefden te ontfangen, en dat de Officieren, vóór het uitgeven van de hogere Assignaten, tot aankoop van behoeften, eerst permissie van hunne Generaals vertonen moesten. En wat de Tweeden betreft: die bevalen aan de Burgers, dat zij de Assignaten tot geen hoger Cours dan vier stuivers de Livre mogten aannemen.
Dit waren echter geene kwade schikkingen van die Representanten, dunkt mij: zij verdienden althans daarom geen straf. Waar in bestond die?
Zij werden, naar duchtig doorgesteken te zijn, over hun ondankbaar gedrag, genoodzaakt, om hunne Publicatien te moeten herroepen, en aan de Assignaten eenen vrijen loop te laten.
Ik zeg nog eens: Als ík Representant geweest was, ik zou het om hoog of laag niet gedaan, maar voor het Representanten bedankt heb-
| |
| |
ben, want dat herroepen was een daad die zij tegen hun pligt en beter weten uitvoerden.
Ik verheug mij, over dit uw gezegde, Karel! Regt zoo! mijn zoon! Elk braaf Man, en nog minder een Regent, mag, tegen zijn pligt en geweten, de snoode bevelen van een gekroonde Dwingeland, veel min van roofzieke Officieren opvolgen, tot bederf van zijn Vaderland en Medeburgers!
Wel dat wisten zij zoo wel als ik, die nog zoo jong ben, en evenwel zij deden het! Zou dat even, als bij het afeischen van al die Rokken, Broeken, Laarzen, Schoenen, &c. ook alleen uit groote vrees voor erger gevolgen, voor de Burgers geschied zijn Vader!
Met zulk eene ontschuldiging tragten zij zich wel te verschonen; maar het behoud of verlies van Zeven Guldens daggeld, en de eer om Representant te blijven, zal 'er ook nog wel wat aan gedaan hebben, karel! Het wierdt toch gemakkelijk medegenomen.
Dat denk ik ook, Vader! Nu konden de Franschen zoo veel koopen als zij wilden, om zich proper en kostbaar te kleeden, en goede cier te maken. Dat deden zij immers?
Had het kwaad zich alleen nog daar bij bepaald, maar de roofzucht ging bij velen zoo verre, dat zij voor duizenden Guldens aan kostbare waaren voor Assignaten, van de Kooplieden in handen kregen, die zij dan naar Frankrijk zonden, of aan zwendelaars voor de helft van de waarde verkochten.
Zijn daar voorbeelden van Vader?
In menigte. Ik zal 'er u slechts één opnoemen, om u te doen zien, hoe zelfs één van hun-
| |
| |
ne Vrienden, door dien diefachtigen handel, een schade van Agt duizend Guldens werdt toegebragt.
Hoe lag die dief dat aan? De Koopman kon immers wel nagaan, dat hij zoo veel goed voor zijn kleeding niet noodig had? En was het voor ander goed, dan had hij het immers mogen weigeren?
De dief lag het subtiel aan. Hij kocht (quasi) voor zoo veel duizenden Guldens, een grote kwantiteit kostbaar fijn Linnen en Tafelgoed, en gaf aan de Koopman, die, met de hoed in de hand hem alle eer bewees, Fransche Assignaten die door zijnen Chef niet geteekend waren, in betaling, en die de Koopman niet kon verwisseld krijgen voor Hollandsche Assignaten, en dus was de Koopman zijn goed kwijt, zonder daar voor eenige waarde van belang te hebben.
Men moet maar een Franschman zijn, om zoo subtiel te steelen, en zijne Vrienden te bedotten. Maar die Assignaten hadden immers nog eenige waarde?
Schoon dat schelmstuk omtrent één jaar na de komst der Franschen gebeurde, hadden de ongeteekende Assignaten toen reeds geen waarde van eenig belang meer. En om u daar een staaltje van te toonen, diend de Assignaat van 1000 Livres, die ik u zoo straks vertoond hebbe.
Hoe zoo, Vader! Kost U die dan zoo weinig?
Ja, Karel! Het is 'er een van de twintig, ieder van 1000 Livres, die mijnen toenmaligen, doch nu overledenen Vriend M. van een Jood gekocht hadt, voor Veertien Guldens, alleen uit liefhebberij, om de waardij van het gezwets der Franschen op hunne kostelijke Vrijheidsmunt, aan
| |
| |
te toonen, en te logenstraffen. Voor 14 Stuivers het stuk, nam ik, en andere onzer Vrienden, één Assignaat van den hoop.
Welk eene eerlooze handelwijze, om ons Land ongelukkig te maken?
Het was, (op dat wij ons gesprek eindigen) een treurig bewijs, dat, onder de middelen waar mede God een Volk, dat Zijne zegeningen miskent, bezoeken wil, ook dit behoort: dat hij deszelfs vermogens, door Vreemden doet verteeren.
|
|