| |
| |
| |
Vierde Zamenspraak.
Om U te doen zien Karel! hoe de Franschen hunne Tijrannij dadelijk deden gevoelen, aan alle Ingezetenen van sommige Steden, en dus ook aan hunne Vrienden die hunne Carmagnolen hadden binnengehaald, zal ik beginnen met het geen zij te Arnhem uitgevoerd hebben.
Maakten zij het bij hunne aankomst aldaar reeds zoo erg, Vader?
Oordeel zelfs. Naauwlijks hadden zij onder het gejuich der verblinde menigte, bezit van de Stad genomen, of zij maakten zich meester van zeer veele huizen die gesloten waren, om dat de bewoners naar elders gevlugt waren, ook van zulken die ledig stonden, en maakten dezelven tot Cazernen voor hunne Carmagnolen, waar door aan de eigenaars der meubelen van de eerstgenoemden, eene verbazende schade werdt toegebragt.
Dat kan ik wel begrijpen. Wat moeten 'er Tapijten, Behangsels, Tafels, Stoelen, en andere fraaije Meubelen niet door beschadigd en bemorst zijn geworden? want het is een morsig Volk in den aart. En wat 'er in de Keukens of Kelders geweest is, zal hun ook wel aangestaan hebben?
Dat laat zich vatten Karel! Maar dat alles was maar een begin van bitter lijden. Want
| |
| |
'er verliepen slechts eenige uuren, of de Commandant gelastte op eenen gebiedenden toon, dat de Burgerij, een menigte van Ketels, Potten, Pannen, Schotels, Borden, en andere Keukengereedschappen, naar die huizen brengen moesten. Ook moesten alle Landkaarten aan de Officieren afgelevert worden.
Waarom eischten zij die Vader?
Om dus te eerder en beter de ligging en gesteldheid van ons Land te leeren kennen. Naauwlijks was 'er aan die eisschen voldaan, of zij begonden op hooger toon te beveelen, dat hun dadelijk moesten aangeschaft worden: Vier duizend Rokken of Jassen. – Vier duizend paaren Schoenen. – Vijftien maal honderd duizend ponden Hooij. – Tien duizend bossen Stroo – en twee duizend zakken Haver: met bedreiging, dat als het niet ten spoedigsten gelevert werd, zij het militairement zich zouden weeten aan te schaffen.
Wel dat is verschrikkelijk! Moesten dat Vrienden en Verlossers heeten? Dit zou men van eenen Vijandelijken overwinnaar van het Land naauwlijks verwachten.
Zij deden zich ook als Vijandelijke overwinnaars van Stad en Burgerij kennen. Want zij eischten, dat de door hun aangestelde Leden van Regeering, den Eed van onderwerping en trouwe aan de Fransche Republiek zweeren moesten.
En deedt die nieuwe Regeering dien Eed?
Zij moest wel, willens of onwillens. Tegenspreeken was misdaad, gesteld zijnde, dat zulks het geval geweest was. Gehoorzamen was bij hen plicht, voor een Volk dat men als overwonnen beschouwde.
| |
| |
Een kostelijke Vrijheid voorwaar!... Maar Vader! eer gij verder gaat, mag ik tusschen beiden U iets vragen?
Wat begeerd gij te weeten mijn Zoon?
Gij zeide daar even, dat de Arnhemsche Regeering een Eed van trouwe, aan de Fransche Republiek zweeren moest: ik dacht dat Frankrijk een Keizerrijk was?
Naa dat de Franschen hunnen wettigen Koning op een Schavot vermoord hadden, herdoopten zij de naam van Koningrijk in dien van Republiek, ten bewijze van hunnen haat aan Koningen en Vorsten. Dit voorbeeld heeft onbeschrijffelijk veel kwaad in de Wereld gesticht, want Franschgezind en een Vorstenhater te zijn, werden twee dingen die met elkander gepaard waren.
Door welke gebeurtenis is die Republiek in een Keizerrijk herschapen?
Toen Bonaparte, dien Aardstijran en geessel van het Menschdom, zich over 8 jaaren van Burger Consul tot Keizer verhief, en zelfs de Kroon op zijn misdadig hoofd zette, toen raakte dat Burgeren ook uit de mode, en het wierdt Uwe Majesteit, om het Menschdom nog te wreedaartiger te kunnen Tijrannijzeeren.
Mij dunkt zijne voorlopers maakten het in 1795 te Arnhem al snood genoeg.
Het afknevelen van zulk een schat, van de Burgers eener Stad, die daar en boven den last der inkwartiering nog dag op dag dragen moesten, was slechts een voorloper van andere en nog oneindig grooter berovingen en knevelarijen.
Slechts een voorloper Vader?
Jaa Karel! Want toen de Fransche Troepen zich van geheel Holland, en dus ook van
| |
| |
den Haag, onder zang en dans van hunne Vrienden, meester gemaakt hadden, kwamen 'er vijf Commissarissen van de Fransche Conventie, onder het lossen van 21 stukken Geschut, de Stad binnen rijden, en stapten af aan het Hof dat de Prins had moeten verlaten, dat voor hun in voorraad tot een logement was gereed gemaakt.
Moest dat Volk op het Hof van de Prins logeeren, konden die niet in een ander logement of herberg slaapen?
Het had wel zoo behoort Karel! en als zij als Vrienden, en Helpers gekomen waren om het Land gelukkig te maken, zoo als zij voorgaven, zouden zij dat ook wel gedaan hebben; maar om te toonen dat zij het Land en de bezittingen der Ingezeetenen, als Roovers, zich kwamen toeeigenen, namen zij bezit van het Hof, en van al de kostbaare Meubelen die de Prins toebehoorden en agtergelaten hadt.
Welk een snoode handelwijze! Maar zij zullen toch het eeten en drinken zelfs wel betaald hebben?
Dunkt U dat? Neen mijn Zoon! Die kosten moesten ook uit 's Lands Kas betaald worden, en die waren niet gering. Want zij lieten als Vorsten opdisschen en zich bedienen. Hoe veel denkt gij wel, dat zij met hun vijven, in vijf dagen verteerden?
Jaa! wie weet hoe veel? Het was echter maar voor eeten en drinken, want logement en slapen hadden zij vrij. Verteerden zij elk wel tien guldens daags?
Dat zou voor hun vijven, vijftig Guldens daags, en dus twee honderd vijftig Guldens, in
| |
| |
het geheel geweest zijn. Neen Karel! dat gelijkt 'er niet naa. Gij rekend veel te min.
Ik dagt dat ik hoog rekende; voor 10 guldens kan men nog al wat lekkers krijgen, als men in een logement gaat eeten. Hoe veel verteerden die vijf Franschen in de vijf dagen Vader?
Niet minder dan negen duizend, vier honderd, negen en zestig Hollandsche Guldens en twaalf Stuivers netto. Wat zegt gij, waren dat geen duure gasten? Of zij ook lekker gegeten en gedronken hebben? Gij krijgt 'er eene blozender coleur in uw aangezicht van, Karel! Verschrikt gij 'er van?
Schrikken zoo zeer niet, maar ik word 'er boos en bedroefd om, want op die manier hebben zij het ongelukkig Land vreesselijk bestolen.
Dat geloof ik ook mijn Zoon! Maar het moest toch maar betaald worden. Men durfde dat niet weigeren. Op de Rekening wat af te dingen, zou ook wat karig gestaan hebben. Uit de twaalf Stuivers bleek toch, dat alles wel gespecificeert en uitgetrokken was. En boven al, het waren Burgers Fransche Representanten! Dat deedt ook wat af.
Ik hoor dat woord Representanten, U nu en dan gebruiken Vader! Wat voor menschen waren dat toch? Wie maakten hun tot Representanten? Dat moeten wel groote Heeren, en Mannen van kwaliteit zijn geweest, dunkt mij?
De Fransche Representanten waren, naa het vermoorden van de Koning, door stemgereg-
| |
| |
tigde Burgers, tot het bekleden van de hoogste macht verkoren, en dat werdt in alle Landen daar de Franschen kwamen, nagevolgd. – Intusschen denkt gij zeer verkeerd, dat het juist groote Heeren en Lieden van kwaliteit waren. De meeste stemmen verklaarden zich dikwijls voor zeer geringe, zedelooze, en onbekwame voorwerpen. Maar als zij Representanten geworden waren, Karel! dan wierden veelen spoedig groote Heeren, want zij wierden ruim betaald.
Hoeveel genoten zij dan, Vader?
Dat weet ik niet, Karel! Maar daar de hier te Lande verkoren Representanten, Zeven guldens daags hadden, en sommigen die 'er nog een bijzondere Commissie bij waarnamen, 'er nog vrij wat meer bij kregen, zullen die van Parijs wel meer verdiend hebben: en de vijf Fransche Representanten, die in den Haag kwamen, zullen bij die Commissie ook zeer wel gestaan hebben.
Ik bedank u voor dit bericht. – Maar wat voerden die kostbare Logeergasten, behalven braaf eeten en drinken, en goede cier te maken, in den Haag zoo al uit? Zij zullen de Hollanders wel vriendelijk behandeld hebben voor zoo veel eer en vermaak, denk ik?
Al weer fout gedacht, Karel! Zij kwamen op eenen wraakbedreigenden toon, om aan onze Representanten, hunne Vrienden, te zeggen: dat zij te zorgen hadden, dat de, door hunne naakte Carmagnolen vrijgemaakte Ingezetenen, binnen een maand van het hoofd tot de voeten gekleed, en de Paarden van voeder voorzien moesten werden.
Wat moest 'er dan in dien korten tijd wezen?
| |
| |
Luister, Karel! maar schrikt of bloosd niet, zoo als daar straks. – 'Er moest wezen Tweehonderd duizend Quintalen, dat is: Twintig millioenen ponden Koorn: Vijf millioenen Rations, dat is: Vijfenzeventig millioenen ponden Hooi: Tweehonderd duizend Rations, dat is: Twintig millioenen ponden Stroo: Vijf millioenen schepels, dat is: Vijftig millioenen ponden Haver, mits zwaar gewicht: Honderd en Vijftigduizend paren Schoenen: Twintig duizend paren Laarsen: Twintig duizend Lakensche Rokken en Vesten: Veertig duizend gebreide Broeken: Honderd en Vijftig duizend Pantalons, zoo van Linnen als van Trijpt: Tweehonderd duizend Hembden: Vijftig duizend Hoeden: en Twaalf duizend Ossen.
En hoe gedroegen zich de Hollandsche Representanten, op het hooren van dien schandelijken eisch?
Zij stonden over dien eisch niet weinig op te zien, en geraakten in de grootste angst en bekommernis; en geen wonder! want de waarde beliep op een schat van meer dan tien millioenen Guldens. Doch dat was het minste.
Tien millioenen Guldens, was dat het minste, vader! Wat was dan het meeste?
De vrees voor het verlies van de vriendschap, en voor het ongenoegen der Fransche Representanten, wanneer de goederen niet binnen den gestelden tijd in gereedheid mogten zijn, want dezen hadden verklaard: ‘Dat zoo binnen een maand alles niet geleverd was, zij dan genoodzaakt zouden zijn, om de Requisitien zelve uitteschrijven, en het geëischte door Soldaten te doen ophalen. Zoo deden de Franschen in alle Landen, daar zij de
| |
| |
Vrijheid bragten, maar de Hollanders wilden zij als hunne Vrienden behandelen.’
Zij beschouwden het dan nog als een gunst, dat de Representanten dien schat van de Burgers af haalden! Welk eene geveinsde Tijrannij, om 10 millioenen waarde afteknevelen!
Verwonder U over het eisschen en toestaan van 10 millioenen schats, om hunne naakte Carmagnolen te kleden, niet te zeer. Ik zal U bij een volgend gesprek, nog wel andere stalen van roofzucht en knevelarij, daar deze geheel bij wegvalt, verhalen. De tijd gebied mij nu met u te eindigen.
|
|