Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 323]
| |
Zijt welkom, gij dochter des hemels!
O Lente, die ieder verrukt.
Hebt ge eind'lijk den grimmigen Winter
Zijn' dreigenden schepter ontrukt?
Tree nader, en toon ons uw lauw'ren,
Daar, alles nu juichende zingt:
‘Triomf! want de Lente is verwinnaar,
Zie hoe zij den winter verdringt.’
Al grommende vlugt nu de winter,
Terwijl hij onze akkers ontsnelt,
Naar 't alles bevriezende noorden,
En ruimt voor de Lente het veld.
Deze aarde ontsluit weêr haar' boezem,
Het teederste plantje ontspruit;
't Gevogelte zingt, en de landman
Drijft, vrolijk zijn kudde weêr uit enz.
Ga naar voetnoot1.
J.C.K. |
|