Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Baauke Klaassen de Vries]Vries (Baauke Klaassen de) gaf een zonderling boek uit, onder dezen breedvoerigen titel: Nuttelijke Consideratien of sedige aanmerkingen over het hedendaags Tabak suigen, of, en hoe verre het selve geoorlofd zij of niet. Als ook eenige aanmerkingen tegen verscheide stellingen vervat in het Tractaat onlangs in het licht gebracht door J.J.W Beintema van Peyma M.D. tot lof van den Tabak. Voerende ten tijtel Tabacologia, ofte korte verhandeling over den Tabak, desselfs deugd, gebruik en kennisse. Hier aan volgen dan noch verscheiden Maat-gedichten over aanmerkelijken saken. 't Amsterdam bij C. van Hoogenhuizen 1692 in 40. Deze nuttelijke Consideratien zijn grootendeels op rijm. Maar welk een rijm? - even jammerlijk als de argumenten, welke hij tegen het gebruik van den Tabak aanvoert. Met | |
[pagina 322]
| |
veel moeite hebben wij het boek doorgeworsteld, maar te vergeefs naar eene poetische gedachte gezocht, en meer onzin dan gezond verstand ontmoet. Het verwondert ons dat Balthazar Bekker dit werk met een aanprijzend vers vereerde. Om ons oordeel te regtvaardigen, willen wij slechts dit proefje mededeelen. De Vries stelt zich de tabaksrookers voor den geest in de andere wereld, hoe zij daar de zwartheid en afgesletenheid hunner tanden verantwoorden: Siet eens Heere: so is dit hard ijvoiren been.
(Rein en goed van u geschapen) afgesleten door een steen.
Die wij staag bij alle weegen, droegen leelijk in den mond
Bij de Epicuris geesten, daar de menschen leeren sond,
Daartoe gingen wij misbruiken Heere u geschapen kruit,
Daar wij rook en damp uit-soogen: spogen 't weer ten monde
uit,
Dat vergeefs in ijdelheden 't welk ons veel nog heeft gekost,
Lieten Jesus honger lijden; en sijn leeden ongedost.
En hoe veel dit is gebleeken, is u Heere wel bekent,
Om dat wij (so harde beenen) so vol scheerden zijn geschend
Ga naar voetnoot1.
De zedige aanmerkingen op de Tabacologia van J.J.W. Beintema M.D. zijn in proza; daarop volgen eenige aanmerkelijke gesangen of gedichten over verscheide remarkable zaken, wij kunnen er niet toekomen daar iets uit af te schrijven, wijl taal, stijlen zaken er hier even zoo uitzien als in het voorgaande. J.C.K. |
|