Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Thomas Vieroot]Vieroot (Thomas), Bedienaar des H. Evangeliums te Wormer, liet in 1746 te Amsterdam drukken: Historische krygs-Trompet. Geblazen om Sions volk Tot den geestelyken strydt op te wekken door een Vertoog van de oude, en nog duurende vijantschap tusschen het Vrouwe- en Slangezaat. In Digtmaat, met bygevoegde Aanteekeningen. Dit werkje is in negen boeken verdeeld, van welke het eerste behelst de strijdt tusschen het vrouwe- en slange zaat van het begin der waereldt tot op de komst van Christus. Het tweede van de openbaring van Christus tot op | |
[pagina 290]
| |
den tydt van Constantyn den Groten; het derde van Constantyn den Groten tot op de scheuring der Oostersche en Westersche Kerk, het vierde, van de scheuring der Oostersche en Westersche kerk tot de beginselen der Reformatie door de Waldenzen; het vijfde, van de beginzelen der Reformatie door de Waldenzen tot op de voortzetting derzelve door M. Luther en anderen; het zesde, van de voortzetting der Reformatie door Luther enz. tot op het verdrag van Passaus; het zevende, van het Passaus verbont tot op den vrede Munster; het achtste van den vrede van Munster tot op onzen tijdt, terwijl het negende behelst een opwekking tot den Geestelijken strijdt met een vertoog van de Wijze op welke, en de Middelen door welke die moet gevoert worden. Het lust ons, uit het zevende boek van dit werkje, een gedeelte der plaats uit te schrijven, waar hij de twist tusschen de Gereformeerden en Remonstranten verhaalt: 't Was Leydens Hogeschool, daar 't twistvuur eerst ontstak
In 't lieve vaderlant. Armyn met Leeraar
Gommer
In velen 't stuk niet eens, verwekte dit veel kommer
Aan hen, die 't Kerkbestuur, (voorwaar een lastig pak!)
Was aanbetrout, dies zy die dit geschil aanzagen
Als van een kwaat gevolg, Arminius deên vragen:
Hy wilde met hen treên in onderhandeling,
En daar in opentlyk aan hun te kennen geven
De zwarigheên, die hem weerhielden aan te kleven
De vastgestelde Leer: dog dit gesprek ontging
Arminius gestaag, en zogt dit zyn onttrekken
Aan 't onderzoek met schyn van reednen te bedekken.
| |
[pagina 291]
| |
De stukken in geschil zyn wederzyds met kracht
Van redenen betwist: Armyn wist van geen buigen,
Schoon Gommer met veel ernst en yver mogt betuigen.
Voor 't Staats Geregt, daar dit geschil reeds was gebragt,
Dat hij zig met Armyns gevoelen niet dorst stellen
Voor 't Hemelsche Geregt, daar Godt zal vonnis vellen.
Arminius is wel niet lang daarna gegaan
Naar d' Eeuwge woonsteê: maar met hem zyn all'de onlusten,
Die Neerlands Volk, en Kerk zo droevig deên ontrusten,
Niet uit den weg geruimt; er zyn nog opgestaan
Na hem, die met veel kragt zijn stellingen beweerden
En door het gansche Landt in 't openbaar die leerden
Ga naar voetnoot1.
Wij wilden in onze onnozelheid dit boekske berijmd prosa noemen, toen wij, gelukkig nog ter juister tijd, het lofdicht van Jan Koopman op 's mans krijgstrompet inzagen, en daaruit leerden, dat d' Eerwaarde schrijver
Is waard met Laauwren gekroond.
Daar wij nu niet wel een gelauwerd poëet durven aanvallen, zullen wij ons oordeel opschorten en het aan onze lezers overlaten, om zijne verzen goed of af te keuren. Ook heeft Vieroot Lijktranen gestort over den ontijdige dood van Willem Carel Hendrik Friso, welke gevonden worden in de Dichtkundige Cypressenbladen, en al even fraai zijn als de Krijgstrompet. |
|