Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Samuel de Swaef]Swaef (Samuel de), broeder van Johannes de Swaef, door Witsen Geysbeek vermeld Ga naar voetnoot2, was in het begin der zeventiende eeuw, Schoolmeester, Schoonschrijver, Plaatsnijder en Drukker te Middelburg, en ook geen vreemdeling in de dichtkunst, blijkens een: klink-dicht op de driesinnige sinnebeelden van Jacob Cats, geheel in den trant van dien dichter: | |
[pagina 216]
| |
Hoe in des weerelts loop den mensch sich heeft te
draghen,
Wyst ons dit aerdich werck met Dicht en Beelden aen,
En hoe men van 't begin ten eynde toe moet gaen,
Om God, en oock den mensch in alles te behaghen.
Eerst, hoe een jonck ghesel met konste sal bejaghen
Sijn Lief, sijn tweede ziel, sijn vreught, sijn harten lust.
En, om sijn hevich vyer met eer te sien gebluscht,
Hoe hy 't met heur beschyt een aerdigh dier sal vraghen,
Maar wonder boven al' een en hetzelve beelt
Een en dezelve stof (merckt hoe de Gheest hier speelt)
Leert ons een Borger-plicht, en oock Godsalig leven, enz.
Ga naar voetnoot1.
Op een Proefstuk der schrijfkonste van S. de Swaef maakte Cats het volgende puntdicht: Ten ware dat de gans door haer geswinde pennen,
Ghewesen hadd' de wegh om door de lucht te rennen;
Der Consten schoonen glans, der helden hooghen lof,
Lag in een corte stont begraven in den stof
Ga naar voetnoot2.
Meer bijzonderheden omtrent Swaef kan men vinden bij P. de la Rue Ga naar voetnoot3. J.C.K. |