[J. de Suissap]
Suissap (J. de) meende der jeugd
eene ‘aangename schadelooze en tevens geestopscherpende tijdkorting te
verschaffen’, door in 1779 te Utrecht te doen drukken,
Een hondertal nieuwe Geestrijke Raadzels;
want vermits de Grieken, volgens hem, ‘de gewoonte hadden zich onderling
raadsels uit te geven’, stelt hij het zeker, dat Raadsels eene
geestopscherpende tijdkorting opleveren. Hij had er op deze wijze, met even
veel regt, zelfs eene vorstelijke bezigheid van kunnen maken; was hem het
verhaal van Maximus Planudes slechts te binnen gekomen, die ons
berigt, dat de Koningen, wanneer het oorlogszwaard rustte, elkander raadsels
plagten op te geven, en dat wel, onder boete of belooning, voor die ze niet of
wel wisten op te lossen. Wil men weten, hoe hij zich van zijne taak gekweten
heeft, men oordeele uit de beide volgende:
'k Heb negen Broeders, en verklaar
Rondborstig uit, in 't openbaar
Aan wie dit hoort, of zelv mogt leezen,
Den minste van den hoop te wezen,