Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
eervolle plaats op den zangberg doen aanwijzen. Hij was geboren te Bolsward den 28 Junij 1783, en gaf in zijne eerste jeugd reeds blijken van groote weetgierigheid, waarschijnlijk wel, om aan die neiging bot te vieren, koos hij den Onderwijzers stand tot beroep. Op zijn twintigste jaar was hij alzoo ondermeester te Bolsward, doch kort daarna begaf hij zich naar Tjerkwerd, een dorpje een half uur van daar gelegen, ten einde den Onderwijzer Pieke Piekema, die zijn ambt wegens ligchaamsgebreken moeijelijk kon waarnemen, behulpzaam te zijn. Hier huwde hij met eene nicht van Piekema, bij wien hij zoo lang bleef inwonen, tot hij in 1807 tot Onderwijzer te Wons, een zeedorp bij Makkum, beroepen werd. Op deze standplaats verloor hij zijne vrouw, na dat zij hem eenen zoon en eene dochter had geschonken en trad er met eene andere in den echt, die hij bij zijn overlijden hetwelk den 7 Maart 1836 plaats had, met nog onderscheidene kinderen naliet. Op die standplaats was het ook dat hij alle zijne gedichten schreef, welke men bij een verzameld vindt in de Hiljuwns uwren fen J.C.P. Salverda, Schoolmaester te Wons, te Ljeauwerd bij G.T.N. Suringar 1834. Deze bundel bevat menig kernachtig en vloeijend dichtstuk; terwijl men er tevens de onmiskenbaarste blijken van 's dichters godsdienstige stemming in aantreft. Was de taal waarin hij schreef meer algemeen bekend, wij zouden er hier stukken uit mede deelen, om dit beweren te bevestigen; thans vergenoegen wij ons met den lezer te verwijzen naar het meer uitvoerig berigt omtrent | |
[pagina 101]
| |
Salverda en zijne dichtvruchten, medegedeeld door den Heer Sloet van Olthuis in de Algemeene Konst- en Letterbode voor het Jaar 1837 Ga naar voetnoot1. |
|