Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
'k Wierd levendig verheugd tot in mijn
ingewanden
Als 'k uw' vermoeide handen,
Zag bezig met de pen, om dit Papiere pand
Te schenken aan het Land.
Ach! dagt ik, dat is ernst, om eygen ziel te stigten,
Wanneer de oogen-ligten
Nu reetz aan 't scheem'ren zijn, dan meest sijn zielen-oog
Te heffen na omhoog.
Dan meest sijn Ziel en oog ja alles te besteden
Tot storting van Gebeden,
Om eens Ziel-zaliglijk te reysen van dit aartz
Na Godt toe Hemelwaartz, enz.
Men ziet uit dit proefje dat Saldenus tamelijk goed de kunst verstond, om de verzen te maken, zoo als zij niet behooren te zijn. Deze kunst wordt dan ook dienstbaar gemaakt, om ons vele dingen te zeggen, welke wij zonder Saldenus zeker nimmer zouden geweten hebben, bijv.
't Wel sterven is geen pligt voor Engeland alleen,
Maar past een ydereen.
Van Saldenus vindt men onderscheidene godgeleerde werken aangehaald in Abcoude en Arrenbergs Naamlijst van Nederduitsche boeken, en daaronder Nederlands tranen, Delft 1692; Weg des levens, Amsterdam 1749, Geestelijke Honingraat, Amsterdam 1739, welke wij twijfelen of zij mede niet in rijm zijn. |
|