Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
te vuur en te zwaard vervolgd werden. In de Roomsche kerk, waartoe hij behoorde, vele dwalingen ontdekkende welke hem toeschenen, als regtstreeks strijdig met het Woord van God, voegde bij zich bij de Hervormden, terwijl hij inmiddels vlijtig voortging de Evangelische leer te onderzoeken. Dat de Hervormden wapens voerden en geweld met geweld te keer gingen, kwam hem voor als strijdig met: ‘de kenmerken der kerk van het Nieuwe Testament.’ Des voegde hij zich bij de Doopsgezinden, niettegenstaande hij den grootsten onspoed te gemoet zag en meermalen gevaar liep gevangen genomen te worden. Hij betuigt zelve dikwijls in zijne leerredenen: dat zijne klederen wel eens warm werden, van de houtstapels der genen, die men om het geloof verbrandde. Met zijne vrouw naar Holland gevlugt, werd hij in West-Friesland als leeraar aangesteld bij die Doopsgezinden, welke Waterlanders genoemd werden. Naderhand hield hij zich vele jaren te Embden op. Toen echter de zaken in ons land, tot meerder rust gekomen waren, keerde bij naar Noord-Holland terug, zette zich te Alkmaar neder, alwaar hij veertig jaren achtereen, met onvermoeide vlijt, de bloeijende gemeente dier stad, en van de omliggende plaatsen door leer en voorbeeld stichtte, velen van den weg der dwaling op het regte spoor bragt, en eindelijk den 14 September 1638 in het 84ste jaar zijns ouderdoms overleed. Hij heeft zich een' naam gemaakt door verschillende, meestal Godgeleerde werken die zijn levensbeschrijver opnoemt Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 81]
| |
In het jaar 1604 gaf hij voor het eerst in 't licht, zijn Lied- of Gezangboek te Alkmaar, 't geen naderhand aanmerkelijk vermeerderd, ook met bijvoeging van de Psalmen van David volgens de berijming van P. Datheen, verscheiden malen herdrukt is; soms uit drie, soms uit vier deelen bestaande. De onderscheidene drukken die G. Maatschoen van dit Gezangboek opnoemt, zijn van 1618 te Hoorn bij J.Jz. Rijvanck in 80. Van 1643 te Hoorn, bij Isaac Willemsz. voor Claas Jacobsz. in de Rijp, in 120. Van 1658 te Hoorn bij A.Jz. van der Beek, voor Jasper Gijsbertsz. in de Rijp in 120. En van 1700 te Amsterdam bij J. van Nieuweveen in 120. Wij noemen deze onderscheidene uitgaven op, als een blijk hoe dat Gezangboek in trek was, en betuigen onze verwondering dat geene daarvan gevonden worden in de Bibliotheek der Doopsgezinden te Amsterdam; en nog meer daar in hun Jaarboekje van 1837 bl. 67, eene uitgave van dat boek vermeld wordt van 1582 te Rotterdam, en nog een ander, met den titel Fonteintjen enz. Rijp 1640, dat echter in de lijst der werken van De Ries voorkomt als in prosa geschreven, terwijl daar ook uitdrukkelijk gezegd wordt, dat de eerste uitgave van H. de Ries Lied- of Gezangboek in 1604 plaats vond. Ook J. van Iperen in de Kerkelijke Historie van het Psalmgezang Ga naar voetnoot1 maakt melding van een Liedtboek, inhoudende schriftuurlijke Vermaenliederen, Claechliederen enz. der Medeleeden van de Mennoniten Gemeenten, door Hans de Rys (gelijk zijn naam ook wel gespeld | |
[pagina 82]
| |
wordt) te Rotterdam bij Dirk Mullem 1582 in 80.- Wie hier mist tast, durven wij niet bepalen. Tot nog is ons dat Liedboek niet onder de oogen gekomen; over de dichterlijke waarde of onwaarde kunnen wij dus niet beslissen. Vondel maakte op de afbeelding van Hans de Ries dit zinrijk bijschrift: Van 't wezen leering straelt, alleen ontbreekt er 't leven;
Van hem, dien Godt ons als een kleinoot, heeft gegeven,
En van zijn wiege, tot den grijzen ouderdom
Den bouw betrachte van 't bouvallig Kristendom;
Die storm op storm versmaênde, en uitstaende, als een
sterke,
Verstreckt een heilzaam zout, erg licht in Kristus Kercke
Ga naar voetnoot1
J.C.K. |