Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 463]
| |
[Mr. Pieter van Noemer]Noemer (Mr. Pieter van), een Zeeuw, gaf in 't licht eenen grooten bundel stichtelijke Gedichten te Middelburg bij Hendrik Sas in 1766, meest alle zeer uitvoerig, zoetvloeijend gerijmd, en waarin, naar den smaak van dien tijd, de taal der vromen niet ontbreekt, evenmin als hier en daar valsch vernuft. In het overlange gedicht: Bedenkingen op de Godlijke Voorzienigheid, zegt hij onder anderen: Wie kan de minste van Uw daên (o God!)
Door 't loodt van zijn vernuft regt peilen
Daar zelfs de beste naalden feilen
Op deezen wijden Oceaan enz.Ga naar voetnoot1!
In de Zielzucht op zijne omstandigheden van 't jaar 1754 noemt hij zich: een boeije op 't ankertouw, vol onrust op de nooit geruste baaren! Nog erger maakt hij het elders: Ofschoon men al de wetenschappen met
Den Passer van 't vernuft wist af te meeten,
Onkundig van het rechte Schibboleth
En Canans taal, heeft men nog niets geweeten.
Is 't dwaalziek brein onmagtig om daar naar
Recht met de Schup van eigen kracht te gravenGa naar voetnoot2.
Achter de Nagelaten gedichten van Pieter Boddaert en vóór de Gedichten van J.E. Voet leest men ook verzen van hem. De geleverde staaltjes zullen echter wel voldoende zijn, om te doen zien, wat hier te vinden is. Levensberigten van Pieter van Noemer kwamen ons niet voor. J.C.K. |