Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 349]
| |
canendo, waarvan hij Administrateur was een dichtstuk drukken getiteld Zoografiä; in XII Boeken, kort daarna kwam echter te Amsterdam een brief in het licht, waarbij verklaard werd, dat het stuk geheel uit de pen van Lagendaal gevloeid was die het ‘zonder eenig voorafgaande critiques van het Kunstgenootschap, spoedig ter perse gebragt had, mitsgaders de proeven gecorrigeerd enz. zonder het Kunstgenootschap, daarin eenigzins te kennen’. Het werk licht voor ons en wij erkennen gaarne met een recensent van die dagen in te stemmen, als hij er van zegt: ‘Naar de manier van uitvoering, mag dit Werk eenigermaate den naam draagen, van eene soort van Zinnebeeldig Heldendicht, of Zinnebeeldige Leevensbeschryving der Schilder-Koninginne Zoografiä;, welker geboorte, opvoeding, minnaary, huwelyk en verdere steeds zegenpraalende verrigtingen, in XII Boeken, in Heldenvaarzen opgezongen worden. Het behelst, anders gezegd, een Lofdicht ter eere van de Schilderkonst, welker opkomst en voortgang, onder 't mededeelen van Schilderlessen, in XII Boeken, op Maatklank Zinnebeeldig verhaald wordt. - Dit Geschrift is, uit hoofde der zonderlingheid van opstel, zynde mogelyk het eenigste in die soort, merkwaardig, doch de uitvoering is langwylig, de styl ongelyk, veel al of zwellende of kruipende, en de Versificatie, of de schikking van 't Maatklankige, niet zelden gedwongen, of styf’Ga naar voetnoot1. R.A. |
|