Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Mr. Klaas Pieters Hoekstra]Hoekstra (Mr. Klaas Pieters), die in het midden der zeventiende eeuw te Leeuwarden leefde, en van wiens Rijmkonstige wercken getiteld: De hoeck en Noordt star der Poëzy, in 1679, te Amsterdam, de tweede vermeerderde en verbeterde druk verscheen, wordt aldaar genoemd ervaaren Schutter, konstigh Beeldsnyder, vermaarde Boom-, Kruyd- en Bloemkundige en boovenal volmaackte Dichter. Hoeveel aanspraak de man op dezen laatste hoogklinkelden titel had, kan men best beoordeelen uit het volgende proefje van zijne aller volmaakste poëzij. Ghy juffers Aliva, (Aylva) besneeden Cort van leeden
Sal ick hier all verhalen, het heeft almeê syn reeden
U foorhooft rondt en om, met lockties wel behangen
U lipjes als Coraell, en U blosende wangen,
Met een snee witte hals, een snoer met finne paerlen
Over U borsties rondt, ick Can niet al verhalen
Wat hier noch meer toehoort, de tyt doet alles blicken
Elk fyst op syn gety, en Elck kricht syns gelicken.
Men moet twijfelen of hij wel gezond verstand bezeten heeft; althans van de taalkennis had hij zoo weinig begrip dat hij farsie voor versje schreef. Intusschen denke men niet dat hij, doctor juris ge- | |
[pagina 229]
| |
weest zij, zoo als men uit het Mr. voor zijnen naam zoude meenen te moeten opmaken. Neen, van elders blijkt ons, dat hij Grieksch noch Latijn verstond, en dat hij een Stoelemaker en Tuinier van beroep was, die zich verbeeldde dat hij het al zeer ver in de Dichtkunst gebragt had, in welke waan hij door eenige vrienden versterkt werd. De meesten schijnen hem echter braaf voor het lapje te hebben gehouden. Anders toch zoude men de schouderen moeten ophalen over de wansmaak van Leeuwardens ingezetenen van dien tijd. - Hij was in waarheid een Friesche Elias van BoorenGa naar voetnoot1. R.A. |
|