Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Pieter Grijspeer]Grijspeer (Pieter) bekleedde bij de Doopsgezinden tusschen de jaren 1625 en 1655, te Haarlem, het leeraarsambt. Hij gaf uit eene verzameling van stichtelijke Gezangen, ten titel voerende: ‘Sommighe leerachtige geestelijcke Liedekens, gemaeckt uyt den Ouden, en N. Testamente, met ook eenige Psalmen Davids, uyt verscheyden Boecken bij een vergadert, om in de vergaderinghe der Geloovigen tot des Heeren prijs, ende stichtinghe onder malkanderen ghesongen te worden. Vermeerdert met eenighe nieuwe Liedekens, door P:G: (dat is Pieter Grijspeer). Te Hoorn, bij J. Willemsz voor Z. Cornelisz, 1629, in 160. Dit aanhangsel draagt tot opschrift: 's Herten vreucht, inhoudende twaalf Nieuwe Liedekens, uit den O. en N.T., geteekend met zijne spreuk: Ick ben | |
[pagina 186]
| |
Jonck, behalve het laatste zijnde: een Lijdens Troost-Liedt, van eenighe Vrienden, ghevangen binnen Gent, onder 't gebiedt van de Prins van Parma. Vier van deze liederen worden ook gevonden in een boekje, genaamd: Onder Verbeteringe, een corte Bekentenisse onzes Geloofs, van Vader, Sone, ende H. Geest, den H. Doop, het Ampt des Overheyt, ende het Eed-zweeren; met eenige Christelijcke Gebeden, alles by een gestelt door Francoys de Knuyt. Derde druk te Haarlem, bij Hans Passchiers van Wesbusch, 1635 in 120.Ga naar voetnoot1. In een: Christelijk Handboekje enz., door hem uitgegeven in 1654, zonder vermelding van plaats of naam des drukkers, gaat een gedicht vooraf, waaruit wij eenige regels willen mededeelen, om den rijmtrant van Grijspeer te leeren kennen: Den Armen en straft met geen hongersnoot;
Weest herbergigh, gastvrij, liever kleyn, als groot.
Bemint u Gemeynte, draeght sorge voor haer;
Gelijck een Herder sijn schapen neemt waer;
Niet om 't gelt, maer uyt Gods Ghebodt.
Sulcke Regeringh die is van Godt.
J.C.K. |
|