Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
[Henricus Francken]Francken (Henricus), eerst Predikant te Wognum, in Noord-Holland, vanwaar hij, in 1662, naar Dordrecht beroepen werd, overleed ter laatst gemelde plaatse in 1704. ‘Van hem bestaan eenige gedichten, zoo vóór de werken zijner tijdgenooten, als in het Verheerlykt Nederland, en in het Zwart Toneel-gordyn, opgeschoven voor de Heeren Gebroederen Cornelis en Joan de Witt. Zij zijn echter niet meer dan middelmatig’Ga naar voetnoot1, zoo als men oordeelen kan uit dat Op de Goude kop vereert aan den victorieusen Heer Cornelis de Witt. 's Lants Zeemacht, heel vertrouwt aen 't Hooft der Dortsche Witten,
Stormt, tegen Hoofden raedt, op Havens van de Britten;
Door God, met kleyne macht, vernielt hun macht ter zee,
Zeevoorraet, huys en fort; prangt Vorst en Volk tot vreê;
Wreeckt Brit aen 't Vlie, niet Brits, vrydt Dorp en Boer voor 't voncken:
Dien wert de Staten gunst, in dese Kop geschonkenGa naar voetnoot2.
|