[Johannes Lucaszoon Fockens]
Fockens (Johannes Lucaszoon), een Groninger, schreef in 1747 een Jagerszang op de bruiloft van den Majoor Jan Lucas Trip en Petronella Piccardt, van 15 bl. in 40. Het bevat een gesprek tusschen een Boschman en een Veldeling, waarin enkele dichterlijke tafereelen zich voordoen.
Wij zingen van de jagt, waarop wij glorie dragen,
Omdat ze aan onze bruid en bruigom kon behagen
De zoete jagt, die ons veel aangenamer is,
Dan 't bosch den fieren leeuw; dan woeste wildernis
't Onstuimig everzwijn; dan donkre spelonken
Den boozen wolf en beer, die's daags in holen ronken
En 's nachts op roof uitgaan: is niet alleenig nut,
Maar ook noodzakelijk. Zij veiligt hoev' en hut
Der landliên voor 't gevaar van wreeden muil en pooten;
En was een oefening voor Goôn en wereld-grooten.
Zij maakt een krijgsmans hart, getroost in vlam en vîer,
Dat tuigt de strijdbre Duitsch en dappre Batavier,
Die zenuw, moed en kracht verkregen door het jagen;
Die honger, dorst en hitte, en koude konden dragen.