[Joannes Fockens]
Fockens (Joannes), een Groninger, schreef in 1744, toen student te Groningen, een Huwelijkszang van 10 bladz. in 40. Hier en daar schijnt een dichterlijken aanleg door, b.v. waar hij van de huwelijksmin zegt:
Gij komt alleen de kroon te spannen
Als aardryks Opper-Koningin,
Gij geesselt door uw groot gewin
Die al verslindende tijrannen
De nooit verzaadbre Tijd en Dood:
't Heelal moet uwen Scepter eeren,
Uw magt kan lucht en zee braveeren
En dezen ruimen hemelkloot.
De bruidegom, Joannes Petrus Driessen, was een goed Latijnsch dichter, en de bruid, Anna Christina Albertoma, eene Nederduitsche dichteres. Van daar:
Geluk ô Anna! g'hebt verkooren
Een bruidegom, voor U geboren:
Een bruidegom, die pleit het Regt,
Het Regt, een steunpilaar zoo hegt
Voor het gebouw der wereld volken
Een bruidegom, wiens vlugge geest
('t Vernuft is U staag lief geweest)
Zweeft boven 't blaauw azuur der wolken,
Als hij, doorklievende de lucht,
Den zwaan, die aan de Tiberboorden
Een Flakkus, die elk een behoorde,
Navliegt met een verheven vlugt.