Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
Niettegenstaande alle aangewende pogingen heeft het ons niet mogen gelukken eene levenschets, hoe beknopt ook, van dien begaafden man te bekomen. Wij weten alleen dat hij geboren was te Amsterdam, den 15 Januarij 1795, en moeten ons dus voorts vergenoegen met hier over te nemen, hetgeen wij, bij het berigt van zijnen dood, in een onzer meest geachte tijdschriftenGa naar voetnoot1 omtrent hem vinden aangeteekend. ‘Hij behoorde onder de zeldzaam bekwame mannen, die met groote gaven des geestes de edelste eigenschappen des harten vereenigen. Uitgebreid en veel omvattende was zijne kennis, die, in een getrouw geheugen bewaard, hem gereedelijk ten dienste stond. Veel had hij in dit opzigt ongetwijfeld te danken aan eene vroegtijdige gewoonte om naauwkeurige aanteekening te houden van datgene, wat hij las. Van zijne belezenheid, van zijn helder oordeel, van zijne scherpzinnigheid en van zijne gaven, om zijne denkbeelden en opmerkingen in eenen gepasten stijl uit te drukken, levert zijne verhandeling, bij het Koninklijke Nederlandsche Instituut bekroond, ons eene schoone proeve, en stelt den invloed der vreemde letterkunde op onze vaderlandsche in een helder licht. Bekend en algemeen bewonderd was zijne gave van improvisatie, waardoor bij menigmalen, vooral in vroegere jaren, de gezellige en letterkundige kringen, waarin hij verscheen, in verbazing bragt. Bij hem was het niet enkel de gemakkelijkheid, om in vloeijende maat | |
[pagina 14]
| |
en rijm te spreken, niet de opeenstapeling van gemeenplaatsen, die aan de zuidelijke improvisatores dikwijls wordt ten laste gelegd. Hij vereenigde met die gemakkelijkheid eenen rijkdom van denkbeelden, die zijne improvisatiën verre boven de gewone soort verhieven, en waartoe zijn schat van kennis en wetenschap hem de onuitputtelijke stoffe opleverde. Zijne wijze van voordragt bij dergelijke gelegenheden getuigde van de spanning, waarin hij zich in die oogenblikken bevond. Achter zijne stoel staande ving hij aan, en de stroom van woorden en gedachten vloeide onbelemmerd voort; terwijl de voetmaat afwisselde naar den aard der denkbeelden; terwijl ernst en luim elkander menigmalen vervingen, en geen enkel oogenblik van aarzeling of oponthoud werd opgemerkt, tot dat de dichter het einde had bereikt. Het behoeft onze herinnering niet, dat de letterkundige genootschappen in ons Vaderland het zich tot eere rekenden De Clercq onder hunne leden te tellen en dat ook het Instituut hem eene plaats in hare klassen aanbood. Doch zoo Willem de Clercq als Letterkundige en dichter (enkele verzen zijn door hem geschreven en uitgegeven) algemeen geeerd en geroemd werd, ook in de maatschappelijke betrekkingen waarin hij was geplaatst droeg hij hoogen lof weg. Jaren lang vond de Nederlandsche Handelmaatschappij in hem eenen ijverigen, werkzamen, naauwgezetten bevorderaar haren belangen, en gaf hij een nieuw voorbeeld, hoezeer vlijtige beoefening der letteren kan gepaard gaan met de getrouwe waarneming | |
[pagina 15]
| |
eener daaraan geheel vreemde betrekking met volkomene geschiktheid voor de practische bezigheden des handels. Als mensch was hij beminnelijk en eenvoudig, vol van opregte godsvrucht, een ernstig en gemoedelijk Christen, gelijk door ieder werd erkend, ook dan, wanneer men zijne bijzondere godsdienstige begrippen niet konden deelen. Zoo genoot hij de algemeene achting, en met zijne gade en kinderen treuren velen om zijnen dood, nog in de kracht des mannelijken levens; hij had pas den ouderdom van 49 jaren bereikt.’ |
|