[Hendrik Willem Anton van Rappard]
RAPPARD (Hendrik Willem Anton van), jongste zoon van jonkheer mr. Hendrik Anton Ridder van Rappard, procureur-crimineel van Gelderland en vrouwe Johanna Benjamina van Thije Hannes, werd 12 Oct. 1808 te Arnhem geboren. Door zijn gouverneur, de latere kostschoolhouder de Jong te Arnhem, werd hij voor de artillerie en genieschool te Delft, voor het vak der marine opgeleid, den 1 Sept. 1823 kadet, 1 Junij 1826 adelborst 1ste kl. Hij deed in 1827 een reis naar O.I. met de Zeeuw onder bevel van den Kol. Lucas, in 1828-30 een tweede met het fregat de Java, onder den kapitein ter zee Lucas. Den 18 Oct. 1830 werd hij op de gaffel kanonneerboot No. 1 voor Antwerpen geplaatst, den 31 Maart 1831 luitenant ter zee 2de kl. en kreeg hij het bevel over de kanonneerboot No. 1, werd krijgsgevangen, en naar Frankrijk gevoerd. In Sept. 1833 werd hij op nieuw op het linieschip de Zeeuw geplaatst. Hij vergezelde hiermede en de brik de Snelheid, Prins Hendrik der Nederlanden op zijn eerste reis als adelborst naar de Oostzee. In 1835 kwam hij aan boord van het fregat de Maas met Prins Hendrik naar de West. In 1836 werd hij op het fregat Bellona, kolonel Ariens, geplaatst en vergezelde zijn Kon. Hoogh. naar Oost-Indië. In Sept. 1839 deed hij de vierde reis met Z.K.H. naar de Middellandsche Zee, in 1841 werd hij, behoudens zijn plaatsing op het fregat schip de Rijn, ordonnantie-officier van Z.K.H., vergezeide dezen voor de vijfde reis op een kruistogt en in 1842 op de zesde zeereis naar Rusland. Hij werd bij die gelegenheid met de Wlademir orde begiftigd. In 1843 deed hij met den Prins de zevende zeereis naar Mahon; in 1844 met, hem een kruistogt naar de Middel. Zee; in 1845 de negende reis naar Schotland, Ysland en Terre Neuve; in 1846-1847 de tiende zeereis met Z.K.H. naar den Atlantischen Oceaan; in 1847 de elfde
zeereis naar de Noordzee en Edenburg; in 1848 de twaalfde zeereis naar het eiland Madera. In Jan. 1848 werd hij adjudant van Prins Hendrik; in Dec. 1832 eerste officier aan boord van het fregat Doggersbank, en deed in die betrekking een kruistogt naar de Middel. Zee; in Julij 1859 werd hij kapitein ter zee; in 1846 ridder der orde van den N.L.; in 1849 ridder van de orde van de Eikekr.; in 1853 commandeur dier orde.
Hij huwde jonkvr. Albertine van Pallandt.
Zie Herinnering aan Jonkheer H.W.A. Ridder v.R., laatstelijk kapitein ter zee en adjudant van Z. Kon. Hoogh. Prins Hendrik der Nederlanden. Niet in den handel. 's Gravenh. 1862.