[Everhardus Johannes Potgieter]
POTGIETER (Everhardus Johannes), beroemd dichter, zag den 17 Junij 1808 het levenslicht te Zwolle. In zijne jeugd werd hij te Antwerpen voor den handel opgeleid en had daar veel omgang met den letterkundige Willems. Na (1831) eene handelsreis naar Zweden gedaan te hebben, vestigde hij zich te Amsterdam, en gaf, met Bakhuizen van den Brink, Drost en Heije, de Muzen, Nederlandsch Tijdschrift voor de beschaafde en letterkundige wereld van 1834-1836 te Amsterdam in het licht. Drie jaren later volgde de Gids, waarvan Potgieter een der ijverigste medewerkers werd. Hij schreef daarin meestal onder de letters W.D.S. In 1866 legde hij tegelijk met Busken Huet de redactie van dit tijdschrift neder. Van 1838 verschenen, onder zijne redactie, te Amsterdam 3 deeltjes van het jaarboekje Tesselschade. Ook schreef hij:
Het Noorden in omtrekken en tafereelen. Amst. 1830-1840. 2 dln.
Liedekens van Bontekoe. Amst. 1840.
Proza. 1837-1845. Haarl. 1864, behelzende zijne novellen, die van tijd tot tijd in de Gids geplaatst waren en waarvan in 1872 eene tweede uitgaaf verscheen.
Poëzy. 1832-1868. Haarlem 1868-1869. 2 dln. bevattende zijne verspreide gedachten uit tijdschriften en jaarboekjes bijeenverzameld. Hierin komt o.a. zijn Florence voor, hetwelk hij schreef na zijne reis naar Italië, tot bijwoning der Dantefeesten. Hij schreef voor de Studiën en Schetsen van R.C. Bakhuizen van den Brink, die hij uitgaf, een voorberigt en levensschets van den schrijver, die, helaas, onvoltooid bleef. Ook vertaalde hij eenige novellen en humoristische werken uit het Engelsch. Hij overleed te Amsterdam den 3 Februarij 1875. Joh. C. Zimmerman verzamelde en gaf te Haarlem 1875-1876 Potgieters verspreide en nagelaten werken in 9 deelen in het licht.
Zie Spectator 1875, Afl. II, 55; Busken Huet, Potgieter, 1860-1875; persoonlijke herinneringen, Amst. 1877; Huberts.