Behalve vertalingen van diep wijsgeerige stukken in het Repertorium van buitenlandsche Theologie, vindt men van zijne hand letterkundige en romantische bijdragen in Fuhri's, Groote Prentenboek, Flora, Nederland, den Tijdstroom, enz. en de volgende werken.
Wat er van Diepenbeek werd. Utrecht 1850. Amst. 1858. 3de dr.
Godsdienstig handboek voor den Zeeman. Utrecht 1851.
Het beeld van Dirk Rafelsz. Kamphuyzen, in de lijst van zijn tijd. 2 dln. 's Hertogenb. 1852. 2e dr. Arnhem 1864.
De val van het laatste bolwerk der Protestanten, La Rochelle in 1627. Ald. 1ste dr. 1853, 2de dr. Arnhem. 1864.
De Jesuiten. Een woord van toelichting, door J.A. Alberdingh Thijm bijgelicht. Doetichem 1851.
Graaf Willem van den Berg. Een flaauwe in de dagen van kracht. 's Hertogenb. 1855. 2 dln.
Rome contra Utrecht. Utrecht 1874.
Lodewijk van Nassau. Ald. 1874.
Eene geharnaste bijbellezing, naar aanleiding van Matth. XXIII. Ald. 1874.
Dichterlijke bewerking van Lessing's Nathan de Wijze, dramatisch leerdicht. Amst. 1861, 2e dr. 1872.
Zie Levensb. der Maats. van Ned. Letterk. 1876; Huberts enz.