volgde zijne benoeming tot leeraar in de geschiedenis en staatswetenschappen aan 's Rijks middelbare school te Groningen, van waar hij drie jaren later naar de school te Middelburg werd verplaatst. Hij overleed aldaar den 26 November 1873.
Hij schreef:
Specimen I (inaugurale) de Acschylo. L.B. 1850.
Oratio de litteris antiquis ad instituendam iuventutem retinendis. L.B. 1855. 8o.
Caesars veldtochten in Gallië volgens zijne eigene beschrijving der zeven eerste jaren van zijn bestuur, zakelijk toegelicht 1e st. De vijf eerste jaren met een kaart van Gallië. Leid. 1855.
Le gouvernement représentatif en Neerlande. Rott. 1858-60.
Ons verdrag met Amerika. Tractaat van vriendschap en commercie tusschen Haar Hoog Mogende, de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden en de Vereenigde Staten van Amerika, dd. 8 Oct. 1782. 's Hage 1868.
Ook gaf hij opstellen (Lat.) in Mnemosyne, Tijdschrift voor de classieke literatuur, waarvan hij mederedacteur was, en in de Gids, Spectator, Tijdspiegel enz.
Hoofdpunten bij de beoefening der Algemeene Geschiedenis 1e afl. Nieuwe Geschiedenis, inzonderheid voor de hoogere klassen van Gymnasiën en hoogere burgerscholen. Gron. 1866.
Korte stellingen van Staathuishoudkunde, overgenomen uit de eerste beginselen van Staathuishoudkunde van denzelfden schrijver, ten gebruike ook bij andere werken of afzonderlijk. Middelb. 1869.
Nieuwste geschiedenis. Inzonderheid voor de hoogste klassen van de hoogere burgerscholen. Gron. 1870.
Oude Geschiedenis. Inzonderheid over de lagere klassen van Gymnasiën en hoogere scholen, enz. Gron. 1867. 2e verb. dr. 1871.
Eerste beginselen van Staathuishoudkunde, inzonderheid voor hooge burgerscholen en als begin van eigen studie. Middelb. 1868 2e dr. met de verbetering der Duitsche bewerking en verdere herziening. 1871.