hoope. Den 21 April 1837 werd hij gedurende de ongesteldheid van A. Faure, tijdelijk leeraar bij de Holl. gemeente en den 8 April 1839, na het emeritaat van J.H. van Manger, predikant, Hoogleeraar in de Nederl. taal en letterk. en Lectorin de Hebr. taal aan het Zuid-Afrikaansche collegie. Gedurende ruim 30 jaren was hij president van den Senaat dier instelling. Ook was hij lid der examen-commissie tot toelating op het Theol. collegie te Stellenberg en tot toelating van kandidaten tot den H. Dienst bij de Holl. kerk, en lid en secretaris der synode. Hij overleed den 27 Sept. 1873, nalatende vrouw en 4 dochters.
Zie Kerk: Cour. 12 November 1873.