[M.H. Halewijn]
HALEWIJN (M.H.). In den aanvang van 1824 werd hij aangesteld tot Opperhoofd ter Zuid- en Oostkust van Borneo, bijzonder om de uitvoering te verzekeren van het contrack, kort te voren door Mr. J.H. Tobias, als kommissaris der Indische regering, met Sultan soliman te Bandjar-massin, tot uitbreiding van ons gezag gesloten. In het laatst van dat jaar brak in de Bandjarsche bovenlanden een opstand uit, waarvan Pumbakkel Kendet, hoofd der landen Becombaij, Doeson en de Daijak, aanlegger en aanvoerder was. Sedert 1816 had dit Inlandsche hoofd ons bestookt. Na krachtige militaire expeditiën gaf hij zich den 2den Maart 1825 over en een verhaal daarvan werd geplaatst in de Javasche Courant van 27 April 1825. Halewijn bewees daarbij gewigtige diensten. Na de onderwerping van Kendet, gaf hij het bestuur in April 1825 aan den resident C.G. Goldman over en sedert was hij van 1828-1831 resident van Pekalongan en in 1831 een poos resident van Kadoe.
In 1831 gepensioneerd wordende, werd hij den heer van Beussichem toegevoegd tot vervaardiging eener statistieke beschrijving van Java. Vervolgens werd hij aangesteld tot