drik van Roonhuyzen in Nederland geplant, zoo weligen wortel schoot, wier ontwikkeling gedurende eene eeuw, een gewigtigen invloed op deze kunst uitoefende, moest ongetwijfeld de oplettendheid der buitenlandsche geneeskundigen opwekken en in den vreemde de grondslagen eener wetenschap leggen, die thans aan alle hoogescholen, haren eigen leerstoel verkregen heeft! Erkentelijk voor al die verdiensten der Nederlandsche verloskundigen, vindt men in de nieuwste Duitsche, Engelsche en Fransche Handboeken, hunne namen gespeld, en onder deze bekleedde Jakob Denys geen der onaanzienlijksten.
Sedert 1706 de verloskunde tot het onderwerp zijner studiën gekozen hebbende, werd hij 1725 door een verloskundig collegie te Leiden, 1719 opgerigt, tot vroedmeester en voorlezer ter onderwijzinge van vroedvrouwen binnen de stad Leijden, benoemd, en verscheen in 1733 zijne Verhandeling over het ampt der vroedmeesters en vroedvrouwen, in 4o. Zulk eenen opgang maakte dit werk, dat het niet alleen in het Latijn vertaald werd, maar dat ook Boerhaave in zijne Method. stud. med. emaculata, daarvan schreef: ‘dat dit boek meer verdiende bekend te zijn, want dat onder al de werken die er bestonden, hij er geen kende, dat zoo uitmuntend geschreven was’.
Ook Haller in zijne Bibliotheca Chirurgica verklaarde, dat ‘de waarnemingen in dit werk vervat, rijk van stof en duidelijk beschreven zijn, weshalve dit boek de meeste oplettendheid der lezers verdient’.
Het sterfjaar van Denys is niet juist bekend, maar dit weet men uit de verhandeling van P. Camper, Over den Roonhuysiaanschen hefboom, voorkomende in de Mémoires de l'Academie Royale de Chirurgie. Tom. 15, p. 227. 1774, dat Denys in 1744, door Trioen, een niet minder beroemd genees- en verloskundige, in zijne betrekking van onderwijzer der vroedvrouwen te Leiden werd opgevolgd.
Zie N.F.J. Eloy, Dictionaire historique de la Médicine ancienne et moderne. Tom. 2, p. 24. Mons 1778. E.C.J. von Siebold, Versuch einer Geschichte der Geburtshülfe. II Band, pag. 229. Berlin 1839.