In 1801 naar Rotterdam teruggekeerd, werd hij tot het Collegium Erasmianum, onder den rector J.A. Nodell toegelaten en in 1807 student te Leiden, in 1812 als proponent toegelaten, in 1813 bij de Waalsche gemeente te Leeuwarden als predikant beroepen en in 1825 lid van de plaatselijke schoolcommissie aldaar; sloeg een beroep naar Rotterdam, Amsterdam, Groningen en Brussel af, doch toen hij later wederom als predikant te Rotterdam werd verlangd, nam hij dat beroep in 1826 aan. Hij was daar een reeks van jaren lid en voorzitter van de Rotterdamsche afdeeling voor de zedelijke verbetering der gevangenen, schoolopziener van het 8ste district van Zuid-Holland en vice-president van de provinciale commissie van onderwijs te 's Hage. Hij huwde eerst Louiza Egbertine Adama, ten tweede Anna Cats, dochter van mr. Epo Cats, regter te Leeuwarden, en Anne Renardina Manger. Hij overleed den 31sten December 1870, twee kinderen nalatende.
Delprat heeft zich als godgeleerde, prediker en grondig beoefenaar der kerkelijke geschiedenis bekend gemaakt. Het Utrechtsch genootschap bekroonde hem tweemaal met goud, in 1819 voor zijn antwoord op de prijsvraag over den voortgang en verbreiding der boekdrukkunst in de 15e en 16e eeuw en in 1829 voor zijne verhandeling over de broederschap van Geert Groote, waarvan later een tweede veel verbeterde uitgaaf verscheen.
Als theoloog maakte hij zich, behalve door eenige belangrijke recensien, bekend door eene Leerrede op het derde eeuwfeest der kerkhervorming en eene verhandeling over het dierlijk magnetismus toegepast op de wonderen en voorspellingen in de H.S.
Aanzienlijk is het aantal zijner geschriften over geschied-, letter- en oudheidkunde; zoo als: Levensbijzonderheden van Valentinus Slothouwer; Levensberigt van J.A. Nijhoff; verhandelingen over den doop van Radboud; Berigt aangaande de laatste levensjaren van Prins Willem I; Brief van Philips van Bourgondie, Bisschop van Utrecht; Alva en Lodewijk XVIII; Johannes Aegidius van Zieriksee, in Nijhoff's Bijdragen.
Afzonderlijk verschenen: Mémoires rétatifs à la guerre de succession de 1706-1709 et 1710 de Sicco van Goslinga etc. par Msrs. U.A. Evertsz et G.H.M. Delprat. Leeuw. 1837, en Lettres médiles de Juste Lipse etc. In de Geschiedenis der Christelijke Kerk in Nederland en Tafereelen, plaatste hij opstellen over de strekking der Leidsche en Franeker Hoogescholen.
In het Archief van Kist, Royaards en Moll komen van zijne pen voor: de uitgave eener redevoering van zijn