[Adriaan van Deinse]
DEINSE (Adriaan van), broeder van Anthony, werd 3 Mei 1773 te Sluis in Vlaanderen geboren. Zijne ouders waren Johannes van Deinse en Johanna Margaretha Willemse. Hij genoot zijne opvoeding te Middelburg, waarheen zijne ouders in 1779 vertrokken. Na de Latijnsche scholen te hebben doorloopen, ging hij in 1790 of 1791 naar de Leidsche hoogeschool. Later evenwel vertrok hij naar Utrecht, waar hij zijne studiën voleindigde. In 1796 proponent geworden, werd hij in hetzelfde jaar te Oost-Kapelle op Walcheren predikant; en huwde den 27sten November 1797 met Anna Tengbergen. Het volgende jaar vertrok hij naar Schoondijke en in 1803 naar Zaandijk, overal met onvermoeiden ijver en eene hem eigenaardige levendigheid en moed, arbeidende en door allen hooggeacht. Als schoolopziener deed hij, vooral bij de invoering der schoolwet in 1806, goede diensten. Later werd hij tot predikant in de zuidelijke gewesten beroepen, en ging in 1816, door den Koning aangesteld, naar Ostende. Daar heeft hij eene Hervormde gemeente gesticht en gevestigd. Bijzonder was hij bij de aldaar wonende Engelschen werkzaam. Eerst predikte hij voor de Presbyterianen, nam later den ritus der Episcopalen aan en hield in dien arbeid vol tot 1830. Hij legde zich bijzonder toe op de studie der Engelsche taal, waaraan wij verscheidene nuttige werken, uit die taal voortgebragt, te danken hebben. Zeer ijverde van Deinse voor den bloei des Zendelingsgenootschap, reisde meermalen naar Londen, en correspondeerde wijd en zijd met verschillende voorstanders van dat genootschap, te Montreal in Canada, de Kaapstad, Calcutta en Bona, was lid van het klassikaal bestuur van Brussel, van het Provinciaal bestuur van Limburg en werd tweemaal afgezonden tot de Synode te 's Gravenhage. Hij wist de studie der Hollandsche taal- en letterkunde te bevorderen en wijdde zijne krachten aan het heil van
allerlei ongelukkigen, en zooveel mogelijk aan de uitbreiding der Hervormde kerk.
In het jaar 1830, bij den Belgischen opstand, moest hij Ostende verlaten, schoon de Engelsche consul, zijn vriend, hem drong om zich onder de Engelsche bescherming te stellen. Hij ontkwam met achterlating van alles op eene visscherspink naar Zeeland, hield zich bij zijn schoonzoon, den predikant van Driel te Brezelinge eenigen tijd op, beijverde zich als prediker met nieuwen moed, zoowel ter genoemde