November 1813 tot het eind van 1815, met slechts een korte tusschenpozing, in de gelederen, was hij inmiddels door den souvereinen Vorst benoemd tot heraut van wapenen. Op het einde van 1815 eervol ontslagen, vestigde hij zich op zijn geliefd Ravestein bij Geldermalsem, werd in 1823 lid der Provinciale Staten en in 1829 der Tweede Kamer. Ook was hij houtvester, dijkgraaf van de Tielerwaard, opziener van het schoolonderwijs. In 1830 gordde hij op nieuw de wapenen aan en werd majoor van een vrijwillig jagercorps, dat dadelijk werd aangewezen voor de bekende expeditie in 't Maas-Waalsche, om daar de woelingen in de geboorte te smoren. Ons bestek gedoogt niet van Dam aan 't hoofd zijner jagers, die den tiendaagschen veldtocht medemaakte, en in zijn staatkundigen loopbaan te volgen. Het is genoeg te melden, dat van Dam, na het eindigen van de onlusten, zijn oude plaats in de Tweede Kamer weder innam tot 1849. Drie jaren later werd hij lid van de Eerste. Hij overleed te Geldermalsem, 9 Februarij 1860. Als dichter maakte hij zich bekend door verschillende gedichten in bekende jaarboekjes, b.v. voor de Vrijmetselaars, waarin hij een getrouw medearbeider was, onder welke: Hulde aan de helden van Huisduinen, Fanatisme, Hassar of de Negers, Chattam, in tien bladzijden uit de Geschiedenis van Neerlands roem en grootheid. Haarlem 1859. enz.
Afzonderlijk verschenen:
Eerstelingen, 1816.
Gedichten, 1823.
Leonard en Lotje, 1827.
Nederland, 1832.
Herman, 1856.
Als populair dichter heeft hij zich een verdienstelijken naam verzekerd.
Voorts verschenen van hem vele politieke brochures o.a. twee fransche, een van tamelijken omvang, aan een lid der Assemblée legeslative sur la situation politique de la France. Leeuw. 1832.
Van Dam had 8 ridderkruizen en was lid van meest alle vaderlandsche letterkundige genootschappen; ook buitenlandsche erkende zijne verdiensten.
Zie Amst. Courant van 16 Februarij 1840; Konst- en Letterbode, No. 7; Europa, No. 6; Burlage, Levensber. van E.W.v.D.v.I. in Handel. der Maatsch. v. Ned. Letterk. 1860; L.E. Bosch Sr., Levenschets enz., in Utr. Volksalm. 1860, 136; J.M.E. Derksen, E.W.v.D.v.I. in Geld. Volksalm.; Huberts, Biogr. Woordenb.