stormenderhand werd ingenomen. Na den vrede van Tilsit verliet de Constant den Pruissischen dienst en trad in 1811 in dienst als luitenant bij de jagers te paard der garde, terwijl hij tevens tot kamerjonker benoemd werd. Als ordonnansofficier van den kroonprins van Wurtemberg maakte hij de campagne van Rusland mede. Na het sluiten van den vrede, verliet hij den dienst en volgde in 1814 zijn vader naar 's Hage, waar hij kamerheer werd van koning Willem I.
Bij het uitbreken der vijandelijkheden in 1815, verzocht hij bij het leger te worden geplaatst, waarop hij als kapitein bij den generalen staf werd toegevoegd aan de ligte cavalleriebrigade van den generaal Ghygny. Op het oogenblik dat in den slag bij Waterloo op een honderdtal passen van de vijandelijke ruiterij de prins van Oranje aan den schouder gewond en diens paard onder hem dood werd geschoten, had de Constant het voorregt bij tijds te kunnen afstijgen om den vorst, door bloedverlies verzwakt, op te vangen en hem op zijn paard te doen overgaan. Zelf voegde hij zich bij de tirailleurs van Nassau en zette den strijd voort tot dat hij een paard, van zijn ruiter beroofd, machtig kon worden, waarna hij naar zijn generaal terugreed. Na den veldtogt werd hij tot ridder van de Militaire Willemsorde benoemd, verliet den militairen stand en hervatte hij zijn dienst als kamerheer tot aan zijn overlijden.
Part. berigt.