[Elias Canneman]
CANNEMAN (Elias), zoon van Gerrit Canneman, koopman te Amsterdam en Gesina Alida van der Souw, werd den 25sten Januarij 1777 aldaar geboren. Aanvankelijk voor het Notariaat bestemd, werd echter dit vak spoedig door hem verlaten, en hij in 1795 Adjunct-Secretares van de generale Beleenbank voor de provincie Holland. Twee jaren requireerde hem de agent van Finantiën der Bataafsche Republiek (Gogel) om als chef de bureau aan diens departement op te treden. Na in 1802 tot Griffier bij het Departement van Finantiën benoemd te zijn, werd hij in 1815 aangesteld tot Secretaris-Generaal bij den Secretaris van Staat voor de Financiën, en bleef tot diens dood in vertrouwelijke briefwisseling met Gogel, toen en nog lang daarna hoofd van dat departement, en nam, bij diens afwezigheid te Parijs het beheer van dat departement ad interim waar. Niet minder belangrijk was zijne briefwisseling met R.J. Schimmelpenninck.
In 1811 opende zich een andere werkkring voor hem en werd hij aangesteld tot Directeur der directe belastingen in het Departement der monden van de Maas, welke betrekking hij tot 1813 bleef waarnemen.
Ook hij was lid van het voorloopig bestuur, in afwachting van den Prins van Oranje en de steller der afkondiging die zulks den volke bekend maakte, legde zijne betrekking als Directeur der belastingen neder en aanvaarde die van Commissaris-generaal van Finantiën, waartoe het Algemeen Bestuur benoemd was. Verschil van rigting tusschen hem en den Souverein was oorzaak dat hij in April 1814 als zoodanig aftrad, en tot Lid van den Raad van State werd benoemd, waarop spoedig volgde de benoeming tot President der Commissie van liquidatie van den achterstand in plaats van Mollerus; van gewoon Staatsraad en Commissaris-generaal der liquidatie, die zijne verplaatsing naar Parijs noodzakelijk maakte. Na herhaalde malen zijn ontslag gevraagd: doch niet ontvangen te hebben, kreeg toen alles geregeld was, de zucht naar het vaderland en eigen huis en haard de overhand, en begaf hij zich (1819) zonder ontslag naar Nederland. Rustig en stil was nu gedurende eenige jaren het leven van Canneman, doch ofschoon van openbare bemoeijing verzadigd, kon hij zich niet voor altijd aan alles onttrekken. Hij werd lid van den stedelijken Raad te 's Hage en medebestuurder der Maatschappij Diligentia aan natuur- en letterkunde gewijd. Vermelding verdient het dat hij (1832) de