ontving hij van den koning menig blijk van persoonlijke hoogachting. Zoo werd hij in 1831 ridder, in 1840 kommandeur der orde van den Nederl. Leeuw, in 1838 staatsraad en in 1840 kamerheer des konings. Besloten zich met zijn gezin duurzaam in ons vaderland te vestigen, kocht hij in 1835 de grondheerlijkheid Heeswijk en Dinther aan en herbouwde het oude kasteel., zoodat de buitenmuren met allerlei beeldhouwwerk uit den voortijd versierd en het inwendige geschikt werd tot eene verzameling van schilderijen, oud- en zeldzaamheden, alles smaakvol bijeengebragt, terwijl al de vensterramen met oud geschilderd glas voorzien waren. Tot aan zijn dood ging hij voort zijn ridderlijk verblijf met allerlei kunststukken en oudheden te voorzien. Bekend als schrijver over het district St. Nicolaes, voorheen het Land van Waes, vond bij hem het aanzoek van vele zijden gereeden ingang om ook eene statistieke beschrijving der provincie Noord-Brabant in het licht te geven. Een prospectus van dit werk werd in 1833 rondgezonden. De staat van oorlog waarin wij ons bevonden deed deze onderneming staken. Doch hij stond aan het hoofd eener commissie die het plan ontwierp tot een provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen, dat hij den 8sten Maart 1837 met eene rede inwijdde. In 1842 werd hij eervol uit zijn ambt ontslagen en op dienzelfden dag tot opperschenker en groot-officier van het huis des konings benoemd. Sedert trok hij zich op zijne goederen te Heeswijk en Dinther terug, wijdde zich geheel aan den landbouw en de beoefening van kunsten en wetenschappen.
Hij overleed den 12den Jan. 1855, in den ouderdom van 67 jaren. Hij huwde den 21sten Februarij 1821 jonkvrouwe Eugenie Therèse Barbe Gislaine der erfridders Papelans, graven de Morghoven, gezegd van der Strepen. Hij was eerelid en lid van vele binnen- en buitenl. genootschappen van kunsten en wetenschappen, landbouw, nijverheid, enz. Zijne levensgroote afbeelding versiert een der wanden van het gebouw van 't prov. N. Brab. Genoots. en, door den directeur der teekenschool D. Dubois op steen gebragt, voor den Almanak voor de prov. Noord-Brabant van den jare 1839 den 25sten jaarg.
Hij schreef:
Het district van St. Nicolaes, voorheen Land van Waes, provincie O.-Vlaanderen, beschouwd met betrekking tot deszelfs natuur-, staat- en geschiedkunde, gevolgd door eene bijzondere beschrijving van elke stad, dorp of gemeente in hetzelve gelegen. St. Nicolaes 1825. 3 dln. 8o. Met afbeeld.
Proef op de aanmoediging en uitbreiding der linnenweverijen in Oost-Vlaanderen. Gent. 12o.
Rapport sur la culture et la manipulation de la garance,