vordering der Toonkunst telde hem onder hare oprigters, terwijl hij vroeger met Weiland, den vertolker van Jean Paul, een Magazijn voor toon- en schilderkunst had zamengesteld en uitgegeven, en het genootschap Oefening kweekt Kennis benoemde hem tot lid van verdiensten, later eerelid. Hij werd het eerst bekend in 1838 door de opvoering van zijn berijmd blijspel de Neven.
Op de Neven volgde een kleiner berijmd blijspel in één bedrijf, Hieronymus Janmaar, beide met bijval ontvangen.
In 1841 verscheen een nieuw tooneelwerk in 5 bedrijven, dat als tegenhanger van de Neven, de Nichten werd betiteld, doch dat niet in dichtmaat was behandeld.
In 1853 verscheen bij A.C. Kruseman te Haarlem, een Bundel proza en poëzy, in 1860 herdrukt. Hij bevat behalve een drietal vertalingen in proza, een 45tal dichtstukjes, mest in vrolijken trant.
Na zoo buiten- als binnenlands met geneeskundigen, doch te vergeefs geraadpleegd te hebben, werd hij eindelijk blind. Zijn laatste werk was een Theepraatje, dat bij Ter Gunne het licht zag.
Hij huwde in 1865 Maria Francina Bredé en overleed te 's Hage den 10den Oct. 1873.
W.J. van Zeggelen schetste zijn leven voor de Maats. van Letterk. waarvan hij lid was.
Zie Levensb. 1875.