Zuiderzee behield en dat dus van minder omvang was dan het door den ingenieur B.S.G. van Diggelen in 1849 uitgegeven onderwerp tot bedijking en droogmaking der Zuiderzee en der Friesche Wadden in de Laauwerzee. Het ontwerp heeft sedert tot grondslag gediend aan de verschillende commissien die door de regering benoemd zijn om over de mogelijkheid tot uitoefening dezer grootsche onderneming een oordeel uit te spreken. In 1867 was hij voorzitter eener door den koning ingestelde commissie voor het verruimen en verbeteren van den Krommen Rijn tusschen Wijk bij Duurstede en Utrecht, en lid der commissie, die belast waren met het doen van voorstellen tot het wettig regelen der rijks- en provinciale bijdragen aan de calamiteuse polders van Zeeland enz. enz.
Verscheidene geleerde genootschappen verkozen den werkzamen en kundigen man tot lid. De koningen van Denemarken, Italië en der Nederlanden versierden zijn borst met ridderorden. In 1870 verzocht en verkreeg hij ontslag uit 's rijks dienst en den 27sten Maart 1874 overleed hij te 's Hage.
Hij gaf in het licht:
Verhandeling ter beantwoording eener door het Bataafsch Genootschap van Proefondervindelijke Wijsbegeerte uitgeschrevene prijsvraag, betreffende: ‘het maken van een voldoend ontwerp tot regelmatige vergrooting der stad Rotterdam met eene gelijke beveiliging derzelve tegen hooge vloeden, zonder dat de scheepvaart daardoor belangrijke verhindering ondervinde. Met goud bekroond.
Geschied- en waterbouwkundige beschrijving der droogmaking van den Zuidplaspolder in Schieland, in Verhandeling van het Kon. Inst. van Ingenieurs 1851.
Memorie van F.W. Conrad, D.J. Storm Buyzing en J.A. Beijerinck. betreffende den aanleg eener zeehaven te Scheveningen. 1855.
Stukken betrekkelijk de bedijking en droogmaking van de kleine plassen in Schieland, uitgegeven door het hoogheemraadschap van Schieland in 1859.
Rapport van den minister van binnenlandsche zaken door wijlen den hoofdinspecteur van der Kun en den hoofdingenieur J.A. Beijerinck over hun bezoek van eenige havens in Belgie en Frankrijk in 1864. Op 's rijks kosten uitgegeven.
Nota, betreffende de beantwoording der vraag gesteld sul B in 's Konings Besluit van 10 Julij 1866, No. 68, houdende de benoeming eener commissie van onderzoek naar het drinkwater in de door de thans heerschende epidemie meest geteisterde gemeenten. 1866.
Proeve van een ontwerp tot afsluiten, indijken, droogmaken en in cultuur brengen van een gedeelte der Zuiderzee. 1866.