[J.H.C. Basting]
BASTING (J.H.C.), geboren te Enkhuizen den 20sten September 1817, mogt het door zijn wilskracht, zijn stalen ijver en zijn veel omvattende taalkennis, bijna geheel door eigen studie verkregen, gelukken de vereeniging tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden, door hem kortheidshalve het Roode Kruis (wapen van Zwitserland) genoemd, in het leven te roepen, en vooral later met hulp van generaal Knoop, in Nederland te grondvesten, doch niet dan na het overwinnen van vele bezwaren, ja zelfs van vermogende tegenwerking. Toch was het op zijn ziek- en sterfbed voor hem een troostende gedachte, dat hij zoo boven bidden en denken, een doel had bereikt, waarvoor hij waarschijnlijk zijn leven, door te arbeiden boven zijne krachten, had opgeofferd.
Hij overleed den 24sten September 1870, te 's Gravenhage, in den ouderdom van 53 jaren. Zijn lijk werd te Eik-en Duin ter aarde besteld.
Professor J. Bosscha zegt in zijn geschrift Het Roode Kruis, nopens Basting: ‘Den officier van gezondheid dr. J.H.C. Basting komt de eer toe, het eerst onder ons vuur te hebben gevat op het lezen van Un souvenir de Solferino. Hij vertaalde het, gaf het uit in April 1863 en noodigde in eene inleiding en een naschrift andere belangstellenden uit, met hem een kongres, dat in September te Berlijn stond gehouden te worden, te gaan bijwonen. Dat kongres was wel een bijeenkomst van beoefenaars der statistiek, maar de statistiek had met cijfers bewezen dat er in den oorlog driemaal meer soldaten omkomen door gebrek aan verzorging dan er gedood worden door den vijand, en nu zou te Berlijn een voorstel besproken worden, om de bedoeling van Dunant (den Geneefschen burger J. Henry Dunant, schrijver van genoemd werkje over Solferino) aan een opzettelijk onderzoek te onderwerpen in een kongres te Geneve te houden, den 26 Oktober van hetzelfde jaar 1863. Op het congres te Berlijn verscheen van onze Nederlanders alleen Basting; de toenmalige minister van oorlog, hem op zijn verzoek verlof verleenende om zich buitenlands te begeven, had hem aanbevolen van deze zaak naauwkeurig kennis te nemen. Het viel juist Basting te beurt, als rapporteur eener sectie, in wier handen het voorstel van Geneve gesteld was, een verslag uit te brengen, waarvan de konklusie door hem met woorden van belangstelling werd aanbevolen. Het gevolg was, dat op voorstel van den voorzitter, graaf von Eulenburg, minister van handel, nijverheid en publieke werken in Pruissen, onder een algemeene toejuiching besloten werd aan de uitnoodiging naar Geneve den steun der vergadering te geven. Op dit kongres te Geneve nam nevens