dictus XII een Romaansch edelman Nicolao Caputio tot bisschop benoemd. Deze deed er echter binnen het jaar afstand van. Graaf Willem, die het vertrouwen der Stichtenaren had en bij het openvallen tot momber was verkozen, wist bij Clemens de VI, die Benedictus XII was opgevolgd, te bewerken dat Jan van Arkel werd gekozen.
Weldra geraakte hij echter in onmin met den bisschop, sloeg den 11 Junij 1345 het beleg voor Utrecht, en beukte de stad uit 8 (anderen zeggen 13) blijden, 5 of 6 weken lang, binnen welke hij in een donkere nacht tot de gracht genaderd zijnde, met een pijl ter zijde van de hiel gekwetst werd. De bisschop, die zich te Grenoble bevond, kwam van daar naar zijn bisdom en zocht den graaf te bevredigen. Deze wilde echter niet dan in een bestand tot den 11den November toestemmen, en dit werd niet gesloten dan op de trotsche voorwaarde, dat 400 burgers (man en wyf, knaap ende jonkwyf, paepen en klercken, jonc en out, zegt het Goudsche Kronykje) paar aan paar in linnen kleeden, ongegord, blootshoofd en blootvoets hem voor zijn tent om vergiffenis zouden komen smeeken, gelijk ook geschiedde. Ook moesten zij 20 roeden van de stadsmuur afbreken en in de gracht werpen en dit gedeelte open blijven. Op dezen voet werd het beleg opgebroken. Genoegzaam onmiddellijk voerde hij na dit beleg zijn leger van Utrecht naar Friesland, dat tegen zijn ambtenaren was opgestaan. De vloot, die het krijgsvolk overvoerde, werd door het onstuimige weêr verstrooid, zoodat zij niet te gelijker tijd aankwam. Jan van Beaumont, met zijne bende het eerst aangeland, viel op een hoop Friesen aan en werd teruggeslagen. De graaf middelerwijze bij St. Odulphus-klooster, nabij Staveren, aangekomen, ontscheepte, doch kon geen ooggetuige van het wijken der zijnen zijn, trok, zonder zijn leger in slagorde te stellen, met 600 man onbesuisd, tegen den raad zijner edelen, op hen aan, maar, ofschoon deze, die hem omringden, wonderen van dapperheid deden, werd hij zelf gedood en de slag verloren. Men schatte het verlies der Hollanders op 3700 man.
Het lijk van den graaf werd onder een stapel van dooden, waarmede het omwoeld en bedekt was, eerst tien dagen na den slag gevonden, en in het oude klooster bij Bolswaert begraven. Later werd het naar 's Gravenhage gevoerd, en in de hofkapel op het Binnenhof bijgezet, waar zijn lijk later gevonden is. Zijne gemalin, Joanna van Brabant, bij wie hij geen kinderen naliet, was troosteloos.
Zie Chron. J. de Beka, p. 115 seqq.; J. à Leidis, Chron. Belg., lib. XXVIII. Cap. I. etc.; R. Snoi, lib. VIII. p. 119; M. Versii, Annal. Holl., etc. lib. IX. p. 91, seqq.; Fragm. Vet. Chron., p. 62 in Matthaei Anal., T. I. Wilh. Procurator, p. 712; Meyerus Annal. Flandr., p. 138-144; Divaeus, Rer. Brab.,