die om van de opbrengst der weekleeningen bevrijd te worden, en in den twist tusschen de stad en de Ommelanden over de oprigting van een verlaat, aan de eerste belangrijke diensten. Nadat hij den 10den September 1575 als syndicus was ontslagen, werd hij raadsheer in het hof van Friesland. Ofschoon nu de regtstreeksche betrekking tusschen hem en de stad Groningen wel had opgehouden, zoo werd echter deze nog dikwerf door hem bezocht en moest hij later nog vele treurige dagen binnen hare muren doorbrengen.
IJverig Spaanschgezind stond hij tevens als een ijverig aanhanger van Billy bekend, die, gelijk Rengers van ten Post verhaalt, trachtende te vernemen wie goed Spaanschgezind was, daarover raadpleegde ‘de luitenant Mepsche, Westendorp, de pastoor Eelts etc.’
Toen in het najaar van 1576, door de komst van Stella te Groningen, de bezetting Caspar de Robles, heer van Billy, verliet en bij deze gelegenheid vele Spaanschgezinden werden gevat, werd den 26sten November ook Westendorp, die zich destijds, door Billy gedwongen, tegen zijn wil daar bevonden, door de soldaten gevangen genomen. Zijne gevangenis hield aan tot den 9den April 1577, op welken dag hij naar Leeuwarden werd gevoerd, waar hij terstond op vrije voeten werd gesteld.
In Augustus van hetzelfde jaar 1577 werd hij, onder verdenking van, ten einde met Mepsche de zaak van Billy te bevorderen, in Groningen te zijn gekomen, met dezen zijnen medegenoot gevat, terwijl hij poogde naar Drenthe te ontvlugten. Des nachts naar Leeuwarden gebragt, werd hij daar zoo streng bewaakt, dat het hem van tijd tot tijd niet vergund werd iemand, zelfs zijne echtgenoot, te spreken en te ontvangen. Sedert het begin van 1578 houden de aanteekeningen, aan welke dit artikel ontleend is, op, en treft men Westendorp in geen openbare handelingen meer aan. In een brief van hem van 15 September 1581 noemt hij zich raadsheer en rentmeester-generaal van Friesland, en blijkt het dat hij toen of vroeger als advocaat, hoewel in staatsdienst, nog de praktijk bleef uitoefenen.
In de academie bibliotheek van Groningen is een 4o. boek, getiteld: Ephemeris Joannis Stadii. Dit dagboek was het eigendom van Westendorp, die er van 1566 tot 1578 op iederen dag in de Latijnsche taal in heeft opgeteekend, hetgeen hem was wedervaren. Dit dagboek of deze aanteekeningen zijn uitgegeven door Mr. H.O. Feith.
Zie de Jul. van Feith voor het Dagboek; Pontus Heuterus, Rerum Austr., 1. V. p. 124; Hoynck van Papendrecht, Anal. I., P. II. p. 862; Bor, Ned. Oorl., D. II. b. XI. fol. 283; Schotanus, Gesch. v. Friesl., bl. 811; Werken van Joh. Rengers v.t. Post, D. II. bl. 28; Vrije Fries, 1846, bl. 41.