[Nicolaus Westendorp]
WESTENDORP (Nicolaus) werd den 11den Februarij 1773 te Farmsum in de provincie Groningen geboren, ontving zijne eerste opleiding aan de Latijnsche school te Appingadam en voltooide daarna zijne letteroefeningen aan de hoogeschool te Groningen, waar hij zich tevens voor het predikambt voorbereide. Zijn eerste standplaats was Sebaldeburen, welke hij met Loppersum en met Losdorp verwisselde. Hij maakte zich het eerst in 1809 door de uitgaaf van een oudheidkundig werkje bekend, werd in 1815, 1820 en 1826 door de Holl. maats. te Haarlem en elf jaren later door de maats. van Ned. letterk. bekroond. Gedurende dien tijd heeft hij een menigte oudheidkundige verhandelingen, zoo afzonderlijk als in tijdschriften en andere geleerde werken uitgegeven, die hem het lidmaatschap van de Haarlemsche, Leidsche en andere maatschappijen, zoo binnen als buiten het vaderland, verwierven, met name te Halle en Kopenhagen. De tweede klasse van het kon. Ned. Instit. benoemde hem tot haren correspondent, Z.M. de koning tot ridder der orde van den Ned. Leeuw, de akademie te Groningen tot doctor in de letteren: Ook was hij schoolopziener over het 4de district van Groningen. Godgeleerde schriften zijn van hem, uitgenomen eene Leerrede, niet bekend, doch in de kleine Dichterlijke Handschriften, D. VI. bl. 160, D. VII. bl. 77, 2de dr. komen twee, door hem als student vervaardigde gedichten voor.
Hij overleed 5 Junij 1866, in den ouderdom van 66 jaren.
Hij schreef:
Eerste Leerrede, gehouden in de Nieuwe Kerk te Sebaldeburen, benevens eene Oudheik. Verhand. Gron. 1809. 8o.
Verhandeling ter beantw. der vrage: welke volkeren hebben de zoogen. Hunebedden gesticht? In welke tijden kan men onderstellen dat zij deze oorden hebben bewoond? bij de Holl. Maats. der wetens. te Haarlem 1815; 2e dr. vermeerd. en omgewerkt. Gron. 1822. 8o.
Rapport nopens eene nuttiger inrigting der classicale vergadering. Gron.
Verhandelingen over onderwerpen uit het gebied der Oudheidk. en Godenleer. Rott. 1826.
H. Kremer, Beknopte aardrijks- en geschiedk. beschrijv. d. prov. Groningen. Gron. 1818, 1819. 8o., vermeerderd door N.W. Ald. 1839. 8o.
Over het oud Runisch Letterschrift en ontdekte sporen van hetzelve in ons land; met een plaat in Verhand. der Maats. van Ned. Letterk., in 8o. D. III. St. 2. 1824.
Jaarboek van en voor de provintie Groningen, 2 stukken. Het eerste van de vroegste tijden tot 1273; het 2de stuk van 1273-1493. Gron. 1829-1832. 2 dn.
Antiquiteiten, een Oudheidk. Tijdschrift, door N.W. en C.J.C. Reuvens. Gron. 1819-1826. 2 dn. 8o.