[Johannes Westenburgh]
WESTENBURGH (Johannes), in 1599 te Utrecht geboren, studeerde aan de Hieronymitaansche school aldaar en te Leiden in de godgeleerdheid. Na een vijfjarig verblijf aldaar werd hij predikant te Tienhoven (1624), Abkoude (1625) en Dordrecht (1629). Hier maakte hij met Latijnsche en Nederduitsche dichters Daniel Joncktys, Johannes Beverwyck, Cornelis van Beveren en Petrus van Godewyck kennis en was ook als Latijnsch dichter bekend, zooals door zijn Epinicion in devictam Sylvamducem, auspiciis potentissimorum Ordinum Foederati Belgii, magnaninitate et industriâ Ill. principis Frederici Henrici, supremi exercitus Gubernatoris XV kal. Octobr. 1629 in libros tres digestum. L.B. 1629. fol. 1636. Veelal achter C. Barlaei Sylvae-Ducis obsidio. L.B. 1629 gevoegd.
Voorts gaf hij: Tristium liber unus, sive Epicedium in obitum Cl. Viri D.S. Everwijn, Collegae sui, amicorum cura editum. L.B. 1632 in fol. Ook onder de Epistolae Jacobi Crucii te vinden.
Elegia consolatoria ad Jacobum Wittium. Dordr. 1633. fol.
Elegia ad clar, virum Joh. Beverovicium, voorkomende in het werk van dezen laatste de Vitae termino mobili an fatali en voor diens Lof der Geneeskunde en een Latijnsche vertaling van een Grieksch gedicht van Beverwyck in Libro de Vitae termino, p. 171.
Een paar regels in zijn Lofdicht voor het werkje van Jacobus Focanus, getiteld: Adonibezech of de straf der Tyrannen, in 1622, gaven Theod. Verhoeven aanleiding tot het schrijven van een opstel, dat men bij A. Mattheeus, Script. Rer. Amersf., p. 143 ontmoet. Als godgeleerde kennen wij hem door zijn Epistola de prisciaevi diuturna vita, voorkomende in eene door J.v. Beverwyck uitgegevene verzameling, getiteld: Doctorum virorum Epistolae et responsarum Medica, tum Philosophica. Roter. 1665. 8o. en in het Aanhangsel van Brieven op Beverwyck's Schat der gezondheid en ongezondheid, met den titel: Brief van D. Joh. Westenburgh nopende het langh leven van de Ouden. Ook verdient de briefwisseling tusschen Beverwyck en Westenburgh over