Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 767]
| |
deel aan de oorlogen van de eerste helft der vorige eeuw. Zoo was hij tegenwoordig bij den slag van Oudenaarden en bij het beleg van Gent in 1708 en van Doornik in 1709. In den slag van Malplaquet, waarin hij door een kogel aan den voet gekwesst werd, onderscheidde hij zich zoozeer dat de generaal graaf van Nassau Woudenberg hem tot zijn adjudant-generaal benoemde. Als zoodanig werd hij belast met het overbrengen der voorwaarden van capitulatie die aan het beleg van Aire een einde moesten maken; de staten-generaal vereerden hem bij die gelegenheid met een gouden medaille hangende aan een ketting. In den daarop gevolgden tijd van vrede werd hij eigenaar en kolonel van een regiment infanterie en commandeur van Sas van Gent en het fort St. Antoon. Bij het weder uitbreken van den oorlog tot luitenantgeneraal der infanterie bevorderd zijnde, werd hem het bevel opgedragen over de 6000 man hulptroepen die de staten-generaal naar Engeland zonden. Van daar teruggekeerd gaf de slag van Rocoux hem gelegenheid om van zijne tegenwoordigheid van geest te midden van den strijd blijk te geven daar hij zich, bij het sneuvelen van den generaal-majoor Veldman, onmiddelijk aan het hoofd plaatste van verscheidene bataillons die, bij gemis van bevelhebber, in verwarring geraakt waren en op het punt stonden van te wijken. Ook bij die gelegenheid werd hij gekwetst. Dat men niet schroomde hem, nog aan den avond van zijn leven, 's lands dierbaarste belangen toe te vertrouwen bleek bij den inval der Franschen in Staats-Vlaanderen, toen hij tot bevelhebber en chef over de troepen in Zeeland aangesteld werd en hem het commando werd opgedragen over de generaal-majoors van Bronkhorst, Zoute en Huske, de brigadiers Evertsen en Douglas, 20 bataillons infanterie en eenige eskadrons kavallerie en dragonders, met 300 stukken artillerie, in alles 14000 man. ‘De beroemde generaal Smissaert,’ gelijk Scheltema hem in het levensberigt zijns vaders noemt, mogt de uitslag niet beleven; hij stierf in zijn hoofdkwartier te Kapelle op Zuid-Beveland den 28 Augustus 1747 en werd met de aan zijnen rang werschuldigde militaire honneurs den 2 September 1747 in de kerk te Kapelle, in het graf der familie van Tuyll van Serooskerken begraven. Bij zijne echtgenote, jonkvr. Eleonora Sophia Borrevan Amerongen was hij vader van verscheidene kinderen, die allen jong of ongetrouwd gestorven zijn, behalve twee dochters, de eene gehuwd geweest met den bekenden Amsterdamschen burgemeester Henrik Hooft Danielsz.; de andere met mr. IJsbrand Kieft Balde, heer van Cronenburch, Loenen en de Nieuwersluis. Zie Bosscha, Neerl. Heldend. te Land, D. 2. p. 557, 565, 586, 592, 601, 602; Ned. Jaarb. v. 1747. |
|