[Balthasar Constantijn Smissaert]
SMISSAERT (Balthasar Constantijn), behoorde tot hetzelfde geslacht als de beide voorgaanden. Zijn vader was Joan Carel Smissaert, luitenant-generaal der infanterie en kolonel van het regiment Wallons, zijne moeder jonkvr. Anthonia Jacquelina Hesselt van Dinter. De regtsgeleerde loopbaan, waartoe hij aanvankelijk bestemd was, strookte weinig met zijne geaardheid. Na eenige jaren student te zijn geweest trad hij als adelborst in 's lands zeedienst en was op zijn 20 jaar luitenant ter zee met rang van luitenant-kolonel, werd hij in vele commissiën gebruikt, als in 1774 tot het sluiten van een verbond met den keizer van Marocco, tot het vinden van eene veilige ligplaats voor oorlogschepen bij ijsgang enz., terwijl hem in 1780 de post van minister plenipotentiaris aan het hof van Portugal werd opgedragen. In een brief van 17 Augustus 1782 aan zijn vriend van Kinsbergen spreekt hij met zelfvoldoening van ‘de diensten door hem zoo in de politiek als in de marine aan den lande bewezen.’ Veel had hij in beide opzigten nog kunnen presteren indien de schrikbarende storm die op den 3 Februarij 1784 in de Middellandsche zee, bij het eiland Minorca, woedde en het eskader onder den vice admiraal Reynst met geheele vernietiging bedreigde, niet zoodanig zijn invloed op het schip Drenthe waarover hij het bevel voerde, had uitgeoefend dat het met eene bemanning van 450 koppen in den afgrond verzonk, zonder dat iemand gered werd om de toedragt dezer in de jaarboeken van het zeewezen schier ongekende gebeurtenis te schetsen.
Eene zijner dochters, in Portugal gebleven, was moeder van de markiezin de Cantagallo, grootmeesteres van het huis der keizerin weduwe van Brazilie te Lissabon en van de markiezin de Saldanha.
Zie Ned. Mercurius, 1780, p. 38, 1781, p. 123; Mr. M.C. van Hall, Leven van Kinsbergen, p. 61 en 67; Mr. J.C. de Jonge, Gesch. van het Ned. Zeewezen, D. V. p. 398, C. de Jong, Reis naar de Middellandsche zee gedaan in de jaren 1732, 1784, 1785, 6 brief, p. 35, 58 en 407; N.A. van Rijneveld, Reize naar de Middellandsche zee, D. I. p. 20 en 45.