[Douwe Sjaardema]
SJAARDEMA (Douwe), zoon van Tjaard Aylva en Swob Juwsma, werd in 1465 het hoofd der Schieringers in Friesland, vernielde, gelijk vroeger, verscheidene stinsen of kasteelen van vetkoopers en verwierf groot gezag. Ziende dat Ulrick Sircksena, door den keizer als graaf van Oost-Friesland was erkend, kreeg hij hooge gedachten in het hoofd en trachtte een erfelijken eertitel en eenig gebied van den keizer te verwerven. Deze, bij wien alles te koop was, verleende hem een bulle, waarin hij Baanderheer werd genoemd van het kasteel Sjaardema en der stad Franeker, met zijne buurten, makende een mijl weegs in het rond, insgelijks van Harlingen en het Bildt, met magte om in Zevenwouden regters te stellen. Doch hij geraakte hiervan niet in het bezit, werd later in de geschillen met die van Groningen gewikkeld en overleed in 1481. Hij was gehuwd met Edwerd Sjaarda of Sjaardema, dochter van Sicco.
Zie Ferwerda, Wapenb. gesl. Aylva van Witmarsum; Scheltema, Staatk. Nederl. II. 305; Kobus en de Rivecourt; Verwoert.