bekende oude volkeren. 3 d. 4o. Leeuw. 1761, 1763, 1765, met aanteekeningen van Ds. Brandsma van Oostrum en eene voorrede van J. Ratelband, pred. te Leeuwarden.
In 1765 verscheen het eerste stuk van zijne Algemeene Beschrijvinge van Oud en Nieuw Friesland, vertonende deszelfs gelegenheid, staatkundige en natuurlijke verdeeling, vrugtbaarheid, voortbrengzelen, aard- en waterwerken, dijken, zijlen; mitsgaders der Friesen oorspronk, eerste bevolking dezer landen, talen, zeden, wetten, regten en gewoonten, van de oudste geheuchenissen af tot op den tegenwoordigen tijd. Alsmede een breedvoerig verhaal van deszelfs vroegere en latere Godsdiensten; invoering van 't Christendom; deszelfs toestand in de middel-eeuwen, gelijk mede na de Kerkhervorminge hier te lande. Eindelijk een nieuwe Geographische beschrijvinge dezes lands, deszelfs Hoofd- en onderdeelen, Steeden en Dorpen enz. zullende dienen voor eene Inleidinge tot eene volledige Historie van Friesland. Na de uitgave der drie volgende stukken gaf hij in 1768 het eerste deel zijner Historische Jaarboeken van Oud en Nieuw Friesland, van de vroegste geheugenissen tot op den tegenwoordigen tijd. Had hij voor de opdragt aan prins Willem V en de gedeputeerde staten van het vorige werk honderd dukatons ontvangen; voor de toewijding van het laatste schonken zij hem honderd gouden dukaten. Hij gaf zijne dankbaarheid lucht in een Dank-offer toegewijd aan zijne toegenegene vrienden. Dit werk, waarvan het Vde deel in 1771 verscheen, mogt hij niet voltooijen. Hij overleed den 18 December 1770 in den ouderdom van 57 jaren. Had hij nog eenigen tijd geleefd, dan ware de betrekking van historieschrijver van Vriesland hem ten deele gevallen.
Het volgend geschrift is op zijn zerk gebeiteld:
‘Sta, Wandelaar! betoon een diepe eerbiedigheid:
‘'t Is Foeke Sjoerds, die hier in 't stof begraven leit,
‘Die door zijn schrandere pen en onberisplijk leven
‘Aan ieder, die hem kende, een voorbeeld heeft gegeven.
Hij liet één zoon na, Sjoerd Foekes, onderwijzer laatst te Harlingen, en drie dochters, Jitske, Trijntje en Aukje. De afbeelding van onzen geschiedschrijver vindt men voor het eerste deel zijner Historische Jaarboeken met een 10regelig vers van den weinig bekenden dichter Michiel van Leeuwen. Zijn nageslacht bloeit thans nog te Harlingen in eervolle betrekkingen.
Zie Eekhoff, Het leven en de verdiensten van Foeke Sjoerds, in de Vrije Fries. D. VIII. bl. 269, en volgg.; Verward Frieslandt, bl. 99; Nederl. Jaerboeken, 1748. bl. 618; Jeltema's Gedichten, bl. 28 (3e. dr.) Alg. Beschijv. v. Friesl. D. II. bl. 526; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.