Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 658]
| |
was hij, met goedkeuring van de hoogleeraren der regtsgeleerde faculteit begonnen aan de studenten lessen te geven, toen hem, d. 3 Nov. 1723, door den invloed van den ouden Burman, te Harderwijk het gewone professoraat der historiën, welsprekendheid en Grieksche taal werd opgedragen, en honoris causa te Leiden tot doctor in de regten gepromoveerd. Den 14 Junij 1723 hield hij zijne intreê-rede de studii historici utilitate in Jurisprudentia, die met lofdichten, o.a. van P. d'Orville en F. van Oudendorp vereerd (Hard. 1723. 4o.) het licht zag. Ook naderhand hoorde men hem plegtige academische redenen uitspreken, zoo als in Junij 1725, toen hij, bij het nederleggen van het rectoraat de studenten, in Latijsch dichtmaat, de lezing van Homerus aanprees, en ook bij andere gelegenheden, wanneer geen wet of gebruik hem er toe verpligtte. Een dier redenen de adulatoribus, gaf aanleiding tot een hevige twist met zijn collega Pagenstecher, die de tusschenkomst van curatoren vorderde. Den 4 Mei 1730 werd hij tot hoogleeraar in de regten te Amsterdam beroepen, waar hij zijne intreê-rede hield de studio Graecae linguae cum Jurisprudentiâ conjungendo. Hij overleed aldaar den 14 September 1743, toen hij zich juist gereed maakte eene redevoering over de pijnbank te houden. Hij huwde te Harderwijk Cornelia Maria, dochter van den hoogleeraar Bartholomeus de Moor. Hij gaf behalve de genoemde oraties in het licht: Sermo academicus pro Trojâ captâ oppositus Dionis Chrysostomi Orationi de Ilio non capta. L.B. 1727. 4o. Oratio de Jure gratiae. Amst. 1739. Ook in het Nederd. uitgegeven, vertaald door Franc. a Meynsma de Jonghe. Amst. 1740. 4o. Orat. de Justitia contra Carneadem. Harderw. 1739. 4o. De Jure principis in remittendis delictorum pocuis. Ook in 't Nederd. vert. door F. a Meynsma de Jonghe. Amst. 1740. Specimen observationum Criticarum in Pselli synopsin legum in Miscell. Observ. crit. Vol. VI. Tom I. p. 199-226. Ook door Meerman gevoegd bij de uitgaaf van Mich. Psellus in Novo Thesauro Iuris. Tom I. no. 2. p. 37-86. Ook schreef hij Obss. crit. in Etymol. mag. In de Leidsche bibliotheek berusten zijne mss. tot de Jurispr. Romano-Graeca postjustinianea betrekkelijk, die der uitgave waardig worden geacht. Zie I.P. d'Orville, Orat. Saec., p. 39; P. Burmanni, Jun. Orat. funeb. in Obitum C. Sieben, Amst. 1743. 4o; Ger. Meermannus, in Conspectu Novi Thesquri, p. 10, Praef. ad Thes., T. I. p. 6; Saxe, Onom., T. VI. p. 422, 423; De Gorter, Or. in Cent. es. natalem etc. Ac. Duc. Gelr. cet., Amst. 1748. 4o.; van Lennep, ill. Amst. Athen. Mem. cet, Amst. 1832. 4o. p 57, 186, 189, 242; Barth. Sieben, de felici Apollinis et Themidos connubio; Bou- | |
[pagina 659]
| |
man, Geld. Hooges., D. II. bl. 96; Rooijens, aant. op de gods. rede, enz.; Ann., etc. L.B. 1831-1832, bl. 34; Bibl. Brem., Cl. VII. p. 749; Kobus en de Rivecourt. |
|